Mwtje, nog een mooi stuk over de gulden snede!
Wat is de gulden snede - wat is het gulden midden
"Als het vat niet rein is, verzuurt alles wat men erin doet."
In een tijd van nostalgie past het spreken over de Gulden Snede; de Gulden Snede is nl. een universele verhouding binnen al het geschapene.
Het is de verhouding van 3 : 5 : 8.
En dat wil zeggen dat het onderste gelijk is aan het bovenste min het middelste; dat het hoogste gelijk is aan het onderste plus het middelste.
Dat het middelste gelijk is aan het hoogste min het laagste.
De drie getallen hebben dus altijd een onderlinge verbintenis.
Het getal 5 als het gulden midden tussen het laagste en het hoogste getal is zowel met het onderste als met het hoogste ver-bonden, het staat niet op zichzelf.
Niets in de natuur, evenals in de geest, staat op zichzelf zolang natuur en geest een eenheid vormen.
Aan deze verhoudingsgetallen kan men ook zien dat het nonsens is om één van de drie gedeelten af te scheiden van de andere.
Hierin ligt een grondwet: de onverbrekelijke drie-eenheid, die, zodra deze wordt verbroken, ziekte, ongelukkigheid, of onwetendheid voortbrengt.
We kunnen ons afvragen waarom we steeds weer worden getroffen door de verstilde schoonheid van oude kunstvoorwerpen.
Waarom blijven we ontvankelijk voor de voorchristelijke Griekse kunstuitingen?
Een schoonheid die we echter niet terugvinden in b.v. sommige negerculturen.
In de oude culturen van Egypte, Griekenland, Mesopotamië, Indië, mochten slechts zij het hoge ambt van Archê-Tecton bekleden die de geheimen van natuur en kosmos doorgrond hadden.
Archê-Tecton, hij, die vorm geeft aan de stof.
Archê = Ark, = zinnebeeld van het omheinde leven.
Archi-tectoné = eerste toon, hij, die zijn werken schept uit stof.
Archêi = eerste oorzaak.
Uit de betekenis van dit Griekse woord kunnen we afleiden dat toentertijd de architect hetzelfde was als een schepper, hij, die uit de oerstof de vorm kneedt.
Om dus een werkelijke Aarts-bouwmeester te zijn, moest men de grondwet van die oerstof kennen om te ontdekken waardoor zij bezield werd; slechts op deze wijze kon men het bouwwerk tot leven brengen.
In alle bouwwerken moest de levende Adem van de Universele Architect besloten liggen, zodat elke verstilling deze kosmische adem aan de beschouwers overdroeg.
Van oudsher heeft men zich daaraan gehouden en waren er beschermende wetten die voorkwamen dat deze of gene zondigde tegen dit schoonheidsprincipe.
Want schoonheid, zo zei men, komt slechts voort uit de goddelijke bezieling die in de natuur en in een kunstwerk aanwezig is.
Op deze wijze kwam dus de schepper nooit los van zijn kunst-werk, zoals de Universele Schepper niet van zijn schepping te scheiden is.
Hier raken we aan een oerprincipe dat veelal ontbreekt in onze hedendaagse kunstwerken, waardoor de beschouwer een gevoel van chaos, van onrust of van leegheid ondergaat.
De ontroering van de schoonheid mist.
Een ontroering die men eveneens kan ondergaan bij het beschouwen van een harmonisch natuurtafereel.
Het gaat om een universeel aanwezige verhouding tussen het laagste, het middelste en het hoogste; een verhouding, die we aantreffen in mensen, dieren en planten, in mineraal constructies en dus ook in de kunstscheppingen van de oude meesters.
Er is gebleken dat deze verhouding een ondefinieerbare rustschenkende, harmoniserende uitstraling heeft op de beschouwers, en daarom heeft men hiervan gebruik gemaakt in de oude tempels, de gotische kathedralen en de moskeeën.
Totdat de onheilige dag kwam dat men er geen waarde meer aan hechtte en dus afwijkende verhoudingen gebruikte, die schoonheid verlaagde tot banaliteit.
Schoonheid, volgens de oude principes, is nl. gelijk aan een heilzame invloed op zijn omgeving.
Schoonheid wordt bepaald door een innerlijke harmonie; in de natuur kan een luttel bloempje, een enkel blad schoon zijn, zelfs als men er niet van houdt, kan men hun schoonheid niet ontkennen.
Schoonheid behoeft niet te worden uitgelegd, men ondergaat haar.
Het intellect ondergaat geen schoonheid, maar het gulden midden in de mens is ervoor ontvankelijk.
Het gulden midden dat op zijn beurt het laagste en het hoogste draagt.
Geestelijk bezien draagt de ziel het lichaam èn de geest.
Lichamelijk bezien draagt het navelchakrum de borst en het bekken.
In het gelaat zien we hoe het middengedeelte een verbinder is tussen het voorhoofd, de geest, en de onderpartij, het lichamelijke of materiële.
Nog sterker onderverdeeld kunnen we zien hoe de mond de drager is tussen bovenlip en kin/halspartij.
Deze Gulden-Snede-verdeling kan men steeds weer onderverdelen in de ledematen, de handen, de vingers enz.
Bij een harmonisch mens blijft de verhouding ongeveer 3 : 5 : 8.
Doch dit is slechts de uiterlijke vorm, die echter, zoals de fysiognomie leert, wel een reflectie is van de innerlijke gesteldheid.
In deze uiterlijke vorm met universele maten, bevindt zich altijd een dragend midden: de 5, het gulden getal.
Een cijfer dat in zijn symbolische vorm zowel naar boven als naar beneden open is.
Ook de 3 heeft deze twee openingen, maar die zijn naar één zijde gericht, de 5 keert zich naar twee zijden.
Het is het getal van de boodschapper: Mercurius.
Het is ook het getal van de Hogepriester in de Tarot.
Het is in de alchemie het getal van de ziel.
Het staat in het midden van de Gulden Snede-verhouding en moet zowel de 3 als de 8 kunnen bereiken.
In de getallenleer is de 3 het getal van het Licht, en de 8 is het getal van de Waarheid.
De Gulden Snede is dus eigenlijk een vorm gegeven belijdenis van een universele drie-eenheid: natuur, ziel, geest, of mens, ziel, God.
U moet eens bij uzelf nagaan in welke momenten u schoonheid KUNT ervaren; of men in die momenten zelf wellicht rustiger, harmonischer is dan anders, of in dat moment de verhouding van de eigen drie-eenheid duidelijker spreekt: of men de 5, de ziel, zowel boven als beneden draagt.
Het dragende midden in ons organisme is de navel, Hara, het chakrum met de 10 bladeren (10 = tweemaal 5).
Het is de verbintenis tussen geest en stof, waar, zoals we allemaal waarschijnlijk weten, de moeilijkheden zich opstapelen indien ons, geestelijk of in de stof, iets tegenstaat.
We hebben dan "gezondigd" tegen de Gulden Snede-verhouding in ons organisme; we bemerken dan dat zowel ons bekkenorganisme, ons hart, als ook ons hoofd disharmonisch worden en de verwrongen verhouding niet kunnen corrigeren.
Achter de navel bevindt zich ook een gedeelte van de zonnevlecht, een grote, leidende zenuwknoop, die direct opspeelt als er iets mis is tussen boven en beneden.
Ons hart, ons gevoel speelt hierbij een afhankelijke rol.
Ons hart is, als orgaan, onderworpen aan de verhouding van onze organische drie-eenheid.
Als geestelijk orgaan ligt het in de levenssfeer van de ziel, die zich, volgens de Oosterse filosofie, schuin daaronder bevindt, ergens binnen het bereik van de top van de zonnevlecht.
Het hart is één van onze merkwaardigste organen, omdat het behoort tot zowel de lichamelijke als tot de geestelijke sfeer.
Het hart volgt intuïtief de aanwijzingen van de ziel, maar kan in verdrukking komen als de organische drie-eenheid verbroken is.
Als onze zonnevlecht tegen onze maag drukt en ons zo misselijk maakt (in 't Frans mal-au-coeur), hebben we reeds lang de wensen van ons hart in de wind geslagen.
Het hart is de barometer van onze geestelijke drie-eenheid: lichaam, ziel, geest of God.
Daarom zeiden de oude Egyptenaren immers: lees in zijn hart en je zult de oorzaak van zijn ziekte kennen.
Vergeet niet dat die ouden de wetten van de Gulden Snede nauwgezet volgden en, beter dan wij, begrepen hoezeer deze Gulden Snede de basis is van gezondheid, geluk en harmonie.
Nu we er, in onze materialistische tijd, zover van zijn afgedwaald is het begrijpelijk dat we in methoden gaan vervallen om die innerlijke harmonie opnieuw te verkrijgen.
Maar de Gulden Snede wordt niet gevonden door methoden, maar door inzicht.
Filosofie was vroeger een voorwaarde om Archê-tecton te worden, en tevens was het voorwaarde om een arts te zijn.
Filosoof, de zoeker naar de Sofia, de liefhebber van de wijsheid, een wijsheid die in vorm werd neergelegd in die universele Gulden Snede-verhoudingen in heel de schepping.
Volgens Kepler is deze Gulden Snede zelfs te vinden in de onderlinge afstand van de planeten, en juist deze verhouding brengt die sferenmuziek voort, een waarneembare trilling, die een zekere invloed uitoefent op de schepping.
Laten we hier ook eens denken aan de invloed van deze Gulden Snede op de bezoekers van de kathedralen, de tempels en de moskeeën.
Als het aanschouwen van een kunstwerk met de Gulden Snede een schoonheidsontroering teweegbrengt, wat zou dan het zich bevinden IN zulk een kunstwerk doen?
De oude kunstenaars wisten heel goed dat álles bestaat uit trilling, en dat een harmonische trilling het menselijke aurische trillingsveld beïnvloedt.
Zij wisten ook, wat onze hedendaagse wetenschappers weer ontdekten, dat een hoger trillingsveld ALTIJD overheerst.
Hieruit volgt dus, dat menselijke trillingsvelden verzameld in een kunstwerk dat de Gulden Snede-verhouding bezit doortrokken wordt van harmonie.
En harmonie bewerkt een geestelijke en lichamelijke ontvankelijkheid, een ontspanning, en deze is een basis en een geleider voor geestelijke gedachten. dus maakt zoiets iemand gezond, heel, gelukkig.
Het aanschouwen van oude kunstwerken zou ons, als we nog gevoelig zijn, een innerlijke stilte moeten schenken.
Het zou die overbelasting van onze zonnevlecht en de ongelukkigheid van ons hart kunnen wegnemen.
Begrijpelijkerwijze is de kunstenaar die de universele wetten kent, die wéét waarom de drie werelden met elkander verbonden MOETEN zijn, in staat zichzelf weg te schakelen, zodra hij doorvoerkanaal wordt voor die universele harmonie.
De natuur is een doorvoerkanaal voor de Idee Gods, en die Idee Gods moet dus eveneens in het menselijke kunstwerk voelbaar zijn, wil het eenzelfde uitwerking hebben als een natuurlijke schoonheid.
Deze Idee Gods straalt door de vorm heen.
Maar om deze Idee te benaderen zijn er enige voorwaarden voor de kunstenaar: filosoof zijn, onderzoeker, of geïnteresseerde in de wetten der natuur; zowel het bovenste, het middelste als het benedenste begrijpen; zichzelf uitschakelen.
Dezelfde wetten gelden voor de levenskunstenaar die een "natuurlijke" innemendheid bezit.
Deze "natuurlijke" innemendheid omschrijven we ook wel eens als schoonheid, een natuurlijke schoonheid, die niets te maken heeft met menselijke begrippen van schoonheid.
Dat is de innerlijke harmonie die álles doorstraalt.
Deze innerlijke harmonie legt de kunstenaar in zijn kunstwerk en hij laat dit extra sterk uitkomen door de Gulden Snede-verhoudingen.
Merkwaardigerwijze heeft men, door middel van proefnemingen, bemerkt dat fotolijsten met een Gulden Snede-verhouding méér kopers vonden, dan degenen die deze maten niet bezaten.
Het menselijke oog, de bemiddelaar van de ziel, schijnt onbedwingbaar aangetrokken te worden tot de Gulden Snede-maten; daarna bevestigt het hart de keuze: het is mooi.
Ook kunnen we hier onszelf afvragen: hoe bepaal ik waarom ik iets mooi vindt.
Vanaf de oudste tijden was het pentakel, de vijfhoek, een heilige vorm, de vorm van de bemiddelaar, en ging men ervan uit dat natuurlijke vijfvoudige scheppingen een speciale uitwerking hadden op de mens.
Denk hier aan een ahornblad b.v., dat veelvuldig werd gebruikt in de oude bouwwerken.
Denk aan het kervelblad, aan geneeskruiden die bepaalde vormen, een bepaald aantal blaadjes hebben.
Maar ook in dieren is de Gulden Snede terug te vinden; hoe schoner die verhouding hoe edeler het dier.
En hun innerlijke adeldom is afhankelijk van hun verhouding tot de zon, tot het licht.
De universele drie-eenheid is het fundament van heel de schepping. Niet voor niets komt zulk een drie-eenheid terug in alle wereldreligies, zowel voorchristelijke als hedendaagse.
De drie bepaalt of er licht zal zijn. De drie is beslissend voor het welslagen van alle verdere ontwikkelingen.
De drie brengt de verlossing.
In de getallensymboliek is de 3 het getal van het licht of de verlossing; de 2 is de zwijgende oernatuur, die zich opent voor het eerste Licht, maar daar nog geen raad mee weet en het dus wegschenkt aan de 4, de schoot, de vier elementen, die het vormen gaat tot een schepping, die de bemiddelaar wordt tussen boven en beneden, de 5; een schepping die magie bevat, een levenschenkende trilling.
Schone kunstwerken zijn zegenend magisch; disharmonische kunstwerken geven een innerlijke verbreking, een gevoel van ongelukkigheid besluipt de beschouwer.
Deze wet van de Gulden Snede kan men eveneens terugvinden in de muziek, in gedichten, in schilderijen.
Het lage moet ALTIJD door middel van kleur, klank en vorm, verbonden worden met het hoogste.
In de filosofie spreekt men van het materiële, het mystieke en het geestelijke.
In een kunstwerk is er de materiële vorm, die door zijn verhoudingen contact krijgt met het mystieke en over dit mystieke heen de kosmische of geestelijke adem uitzendt.
Deze treft de beschouwer of de bezoeker in het orgaan dat gevoelig is voor mystiek: het hart en de zonnevlecht, door middel van datgene dat contact legt met de buitenwereld: de zintuigen, het zenuwstelsel, de huid.
Als een kunstwerk harmonie uitademt komen deze organen er het eerste mede in aanraking.
Het is dus zaak die contactmakende organen, die binnen en buiten verbinden, te observeren om hun spraak te leren kennen.
Er is altijd een bemiddelaar om boven en beneden, binnen en buiten samen te voegen.
Stuit dat op moeilijkheden, dan ligt veelal de oorzaak in beneden OF boven, in buiten OF binnen.
De stoornissen in de bemiddelende organen komen veelal daaruit voort.
Het is hetzelfde met onze ziel, dat bemiddelende geestelijke orgaan tussen aarde en hemel, leefsituatie en geest; TE veel materie stoort haar, TE veel intellectueel-filosofische geest belast haar.
Om te kunnen bemiddelen moet zowel beneden als boven éénvoudig zijn, puur, direct.
Alles begint met éénvoud en de rest komt vanzelf.
Als dit werkelijk tot ons doordringt, zullen we geen moeite hebben met onze individuele Gulden Snede.
Die dan altijd en overal zegenend werkt.
Jaap van Bruchem <jaapvanbruchem@home.nl>
Bijlagen15 feb.
aan marianne, mij
Lieve mensen,
Wat een schoonheid in deze tekst! Is nauwelijks te bevatten!
Hartelijke groeten Jaap van Bruchem
PS Heb wat reimelarijen toegevoegd ….
Van: jon en jeannette [mailto:lelybergman@gmail.com]
Verzonden: zaterdag 14 februari 2015 9:22
Aan: JaapvanBruchem@home.nl
Onderwerp: gulden snede .. groeten Jon
Bijlagen
Voorbeeld van bijlage QA-2008-AA-poezie.doc weergeven
Word
QA-2008-AA-poezie.doc
jon en jeannette <lelybergman@gmail.com>
15 feb.
aan Jaap
Jaap,
bedankt voor je gedichten,zo raak!
http://henkenmialeene.org/site_map.html
bovenstaande link leid je naar de werken van Henk en Mia.
een onuitputtelijke bron van Kennis.
hieronder nog een mooie tekst,
groeten Jon
Naar aanleiding van Paracelsus transplantatio kwamen wij op het zevenvoudige omwendingsproces binnen de natuurvormen.
De alchemisten zeggen: bestudeer het Boek van het Geheim der Natuur en u zult de oplossing vinden.
Wel, de onderzoekingen van Paracelsus bewezen deze alchemische stelling reeds, maar de hedendaagse onderzoekers vinden eveneens, hoewel onbewust, het bewijs van de noodzakelijke transplantatio of omwending.
Wij kregen van Één onzer vrienden een artikel toegestuurd over "de omwending der metalen" zoals dit kortgeleden door twee Nederlandse onderzoekers werd samengesteld.
De "omwending der metalen" is een onderzoek dat men ongeveer 20 jaar geleden deed, maar dat pas heden tot verdere ontwikkeling werd gebracht.
Het merkwaardige van deze metaal-omwending is, en dat moet de spirituele zoeker en verwerkelijker van de transfiguratio frapperen, dat er metaalvormen zijn die een vormveranderings-herinnering bezitten en altijd weer tot hun oude vorm terugkeren, en dat er metaalvormen zijn die geen vormveranderings-herinnering bezitten en deze kunnen de oude atomaire situatie niet meer terugvinden.
Er zijn dus twee vaststaande feiten: er is een herinnering of deze is er niet.
Het metaal zonder herinneringsvermogen kan bij de terugweg uit drie verschillende richtingen kiezen.
Er ontstaat dus een zoeken naar de juiste richting.
Bij de mens is dit hetzelfde: hij kan de richting van het verstand uit; hij kan de richting van het hart uit en hij kan de gulden middenweg nemen, de weg der juiste richting. Iemand met een gewekt, sterk herinneringsvermogen kiest echter toch altijd de juiste weg.
Gezien de resultaten in de wereld zijn er zeer weinig sterke herinneringsmensen, het overgrote deel der mensen is zijn herinnering kwijt, maar moet toch de terugweg volgen.
De omwending der metalen geschiedt door een bepaalde hitte-graad. De atomen worden uit hun toestand gestoten en de vorm van het metaal verandert.
Verhitting, zoals bij een geestelijk vuur, bewijst zich naar buiten en kan de vorm veranderen.
De omwending van de zielemens tot geestmens is dus afhankelijk van de verhitting des geestes plus de aanwezige zieleherinnering.
De terugweg, zoals de ziel bewandelen moet, ligt dus als wet in de oernatuur, in de pure natuurvorm besloten.
Het is een geheimenis van de natuur dat door haar Schepper werd ingeschapen.
Het goud, de zon, is ingeschapen, zegt Paracelsus, het oerbeeld, als herinneringsvorm is in de mens ingeschapen op het moment dat hij de chaos, de tijdelijke orde, binnenging.
Het goddelijke oerbeeld werd in de stofgeboren mens, de natuurvorm, besloten opdat het, via een omwending, zijn goddelijke oervorm zou terugvinden.
De wet van de tijdelijke orde is erop ingesteld dat de zielemens zijn terugweg zou vinden, vandaar dat men in de gehele oernatuur deze wet bij herhaling tegenkomt.
Men kan deze oppervlakkig terugvinden in de uitspraak: "Gelijk trekt gelijk aan."
Er is slechts dit onderscheid: de natuur volgt de zevenvoudige wet dezer natuur, de ziel moet uit de zevenvoudige greep uitbreken om de goddelijkheid te hervinden.
Duidelijk is echter te onderkennen dat slechts de pure natuurlijke vorm, het onbeschadigde ego of het edele lood, mede kan werken aan dit omwendingsproces.
De atoomsamenstelling moet aan de natuurwet voldoen om door de hitte tot een omwending te kunnen komen.
Er zijn diverse stadia van verhitting, en diverse stadia van atoomverandering binnen de metaalvorm.
Alle omwendingsprocessen vangen aan met hitte, waardoor een beweging binnen de atomen ontstaat.
Het terugkeerproces begint met ver-assing onder invloed van een geweldige hitte.
De ver-assing schenkt reeds een omwending, een ego om-wending, die de basis voor de ziele-terugkeer vormt.
Er zijn dus twee processen noodzakelijk, die direct in elkander grijpen.
Het eerste proces, de ego-omwending, is gehouden aan de zevenvoudige natuurwet of het zevenvoudige proces van trans-plantatio.
Het tweede proces van de overgang van zielemens naar geest- (of God) mens is de realisatie van de achtste dag.
Het is de grens-overschrijding van tijdelijke orde naar geestorde.
Een zielemens kan men worden door verhitting, mits er een herinnering aanwezig is aan de val in de chaos of aan het oerbeeld Gods.
De twee soorten stilte die Paracelsus in zijn derde graad. de oplossing, beschrijft zijn dus in overeenstemming met de ego-omwending en de ziele-terugkeer.
Binnen de ego-omwending leert het ego stil te worden, waarna de oerherinnering zo sterk wordt dat de ziel haar goddelijke devotie en haar "stil worden voor haar God" kan wedervinden.
Iemand die een oerherinnering aan de voorwereldlijke situatie bezit keert altijd weer tot zijn oervorm terug.
Dat is de troost.
Het probleem ligt alleen in de aanwezigheid van de herinnering, hetzij labiel, hetzij actief, als zij maar aanwezig is.
En dan moet er, van buitenaf, hitte, geestelijk vuur op de mens worden gericht.
Hoe sterker deze hitte wordt des te onrustiger de atomen, of, des te bewogener deze mens wordt.
Deze bewogenheid kan leiden tot een omwending, daartoe moet de geestelijke hitte lang genoeg aan houden en intensief blijven.
De mens kan dit bij zichzelf nagaan: spirituele impulsen bewegen hem tot een reactie, dikwijls tot een bepaalde levenshouding.
Hij volgt, vrijwillig, door een innerlijke bewogenheid aan-gegrepen, een bepaalde gedragslijn, die in overeenstemming is met de daarop mogelijk volgende omwending.
Men kan ook zeggen: hij kiest de richting van de terugweg en trekt daaruit, vrijwillig, de consequenties.
Doet de mens dit niet dan is hij innerlijk niet voldoende bewogen geworden, anders gezegd: zijn atomaire structuur werd niet krachtig genoeg door de geest aangegrepen.
Zoals ieder individu, afhankelijk van de sterkte van zijn oerherinnering, gevoelig is voor een bepaalde hitte-werking, zo zijn de metaalvormen ook gebonden aan bepaalde hitte-inwerkingen.
Een ingeslapen zieleherinnering moet een machtige geestelijke impuls ontvangen wil er een zielebewustzijn ontwaken.
Ook de tijdsduur totdat de omwending zich voltrekt is afhankelijk van het materiaal. Maar als die omwending inzet geschiedt zij in een flits, een stip des tijds!
In de metaal-omwending noemt men dit: omklappen, omdat het zo snel geschiedt.
Er is eens gezegd: de transfiguratie vindt plaats in een oogwenk, een stip des tijds!
De bewust geworden mens kan in een kort ogenblik van de ene leefsfeer naar de andere leefsfeer overgaan.
Met het verkrijgen van inzicht, aan de hand van de ziele-herinnering, keert men een bepaalde leefwijze de rug toe.
De innerlijke verhitting, uitgaande van de geest, drijft de mens van binnenuit tot een levensnorm. Dit is dus een onontkoombare wet, die men in de natuur tegenkomt.
Cultuur, civilisatie, huichelarij trachtten deze oerwet te bedekken, maar alle vormen keren tot hun oude vorm terug.
Zowel stoffelijk als geestelijk is dit van toepassing.
Vanuit deze "oude" vorm, deze oervorm, kan de mens verder gaan tot aan een grens-overschrijding.
Vandaar dat men ook slechts op basis van de innerlijke realiteit een zieleproces kan voltrekken.
Er moet altijd een oervorm, een bestaande materie aanwezig zijn, waarmede men kan arbeiden.
Die hele omkleding met wetten, normen, religieuze vormen en schone theorieën heeft geen enkele zin wanneer de mens zijn eigen "oude" vorm niet kent, zowel stoffelijke als geestelijk.
De stoffelijke mens moet door een verhitting of een ervaringsvuur tot de herinnering aan de pure natuur komen en de ziel, als atoom van de goddelijke mens, moet door een geestvuur tot opwekking worden gebracht.
Het atoom verandert niet, daarin ligt de herinnering besloten, zo zegt de wetenschap.
De atomen waaruit wij, als stofgeboren mensen, zijn samen-gesteld bezitten een herinnering aan een natuurlijke levensstaat.
De intensiteit van het zwarte vuur, of van de aangrijpende ervaring binnen de disharmonie doet het verlangen naar de oorspronkelijke natuurlijke staat wederkeren.
Er is alom een verlangen naar een natuurlijke levensstaat.
Dit gebeurt vooral wanneer deze mens onontkoombaar geconfronteerd wordt met de misvorming, de chaos en de tegen-strijdigheid van de misleide natuur.
De geestelijke impulsen worden altijd sterker aan het einde van een era.
Wel, de genade of de zegen van deze tijd is dat de kosmos dermate hevig door het geestvuur wordt aangegrepen dat er een bewogenheid ontstaat, die weer zijn reactie vindt in de natuurgeboren mens. De oerherinnering moet worden wakker geschud, omdat er een voorlopig einde in het zicht is.
Sommige mensen reageren daarop door snel naar een natuurlijke levenshouding te zoeken, anderen reageren tweevoudig: zij zoeken naar een natuurlijke levenssituatie en willen tevens voortarbeiden aan de ziele-terugkeer.
Deze instelling is afhankelijk van de ingeschapen herinnering.
Het zoeken dat een groot deel van de mensheid momenteel beweegt is het gevolg van een intensivering van de geestelijke hitte, die van buiten de zevenvoudige kosmos komt.
Zowel kosmos als mikrokosmos, natuur als mens zijn bezig aan een "omwending".
Vandaar de verrassende ontdekkingen op allerlei gebied.
De gehele natuur, als bestaansvorm, zoekt naar haar oude vorm en dit kan samengaan met een ompoling en met merkwaardige gebeurtenissen.
Al de ontdekkingen in deze "omwendings-tijd" zullen voor de spirituele onderzoeker de waarheid van de noodzaak der innerlijke omwending bevestigen.
De geheimen der natuur zijn voor hem een lering, een boek waarin de wetten van de Schepper staan opgetekend.
In deze bewogen tijd kan de spirituele mens intensiever op zijn innerlijke weg vooruitkomen dan ooit, mits hij gebruik maakt van de geboden kansen.
Hiertoe moet zijn denken, wij herhalen het nogmaals, vrij zijn, het moet zich vrij, als op een innerlijk gebod, naar de leringen kunnen toe bewegen.
Het denken arbeidt in overeenstemming met de hunkering naar het herstel van de oeroude vorm, de goddelijke beeltenis.
Heel het menselijke organisme, alle atomen van het basismateriaal nemen immers aan het omwendingsproces deel?!
Vandaar dat een krachtig ziele-herinneringsmens nooit de theorie der leringen en de praktijk der leringen van elkander zal scheiden, want dat is onmogelijk.
Een leer wordt levend door de praktijk, zo niet, dan is de leer een etiket waarachter de leegte of de onwil, of de luiheid, of Één der andere zeven hoofdzonden zich verbergt. Maar een etiket is altijd een vlag die een bedenkelijke lading dekt.
Wat voor etiket de mens zichzelf ook opplakt hij moet zich altijd op de Één of andere dag declareren.
Daartoe dwingt hem het vuur, de hitte, de verhoogde trilling binnen de kosmos.
Hoe sneller deze trilling wordt, des te sneller de declaratie plaatsvindt. Dit is natuurlijk eveneens afhankelijk van de indivi-duele trillingssnelheid.
In hoeverre kan de mens, individueel, medevibreren?
Welke trilling zendt zijn eigen atomaire structuur uit?
Deze ineigen trilling kan nooit verdoezeld worden, zij behoort bij de mens en hij keert, al is het na jaren van schijn, toch weer tot deze trilling terug.
Alle vorm keert tot zijn eigen trilling terug.
Gelijk de uiterlijke vorm van de tijdelijke mens tot zijn vorm, de oermaterie, terugkeert als de levenstrillingen ophouden.
Dit geldt voor alle scheppingsvormen en voor alle geestelijke concentraties.
Het is onmogelijk om door een dwang, zonder hitte of zonder geestelijk vuur, de oervorm te herstellen.
Daarom is het vuurelement zo essentieel.
Alles begint met vuur.
Men kan een edel, een hoogstaand, een begaafd en een religieus mens zijn, maar wanneer men niet door de geest wordt bezield, gebeurt er niets, er vindt geen "omwending" plaats.
Men moet eens diep over de betekenis achter deze woorden doordenken: "door de geest worden bezield".
De geest is het vuur, de scheppende trilling.
Wanneer de hunkerende ziel niet door deze geest wordt bevrucht, aangeraakt, blijft zij hongeren en de mens vindt de terugweg tot die geest niet. Er moet hitte zijn voor de omwending.
Maar vooral de hitte in de spirituele betekenis, de Oervorm van het Vuur, de Bron van alle Schepping.
God moet aanwezig zijn zo het omwendingsproces gaat plaats-vinden.
En God is geen religieuze vorm, geen etiket, noch een filosofie.
God is een intensieve hitte, die de mens verbranden kan.
God is aanwezig in de zweepslag die de natuur en de mensheid momenteel krijgen; God is aanwezig in de onrust die de herinneringsmens voortjaagt en God is aanwezig in de tranen van geluk die de bezielde mens naar de ogen kunnen wellen.
Wij bedoelen hier geen emotie en geen intellectuele extase, maar dat hervinden van die ene herkenningsmelodie: "De Vader en ik zijn Één."
Moge uw hart geheeld worden in het oerritme van deze melodie, zoeker.