schaliegas

  • Onderwerp starter Onderwerp starter ruud
  • Startdatum Startdatum
Boodschap voor de Groningers: de overheid is onderdeel van het probleem, niet van de oplossing.

Mike
 
hoi Mike ja de overheid is onderdeel van het probleem, samen met de NAM en met het brave-borsten-deel van de Groningers zelf.

Ook zou het wel fijn zijn om te kunnen verwachten dat de gemiddelde Nederlander solidair durft en kan zijn met de Groningers die alleen maar last hebben van de gasboringen en nooit naar rato hebben mogen meedelen in de vette aardgaskoek.
 
Mensen in Groningen krijgen instructies van de GGD over hoe ze wel en niet met de spanningen rondom de aardbevingen om moeten gaan:



Dingen die u beter niet kunt doen

u afzonderen van andere mensen. Tijd voor uzelf nemen is goed, maar zorg ervoor dat u in contact blijft met anderen

gevoelens op de mensen om u heen afreageren

te veel alcohol drinken of drugs gebruiken

doen alsof er niets aan de hand is en uw gevoelens wegstoppen

voortdurend op TV of internet kijken naar nieuws of discussies over de aardbevingen

u sterker voordoen dan dat u zich voelt

Als u merkt dat uw kinderen angstig zijn door de (dreiging van) aardbevingen, stel hen dan gerust en zorg dat ze weten wat ze kunnen doen

Wanneer hebt u ondersteuning nodig?
U hebt zeker hulp nodig, als u zich in meerdere van onderstaande signalen herkent:

u gedraagt zich heel anders dan voor de aardbevingen http://ggd.groningen.nl/ghor/kop-d-r-veur
 
GGD Groningen bereidt mensen voor op een zware aardbeving:

Aan iemand die nooit een aardbeving heeft meegemaakt, is niet uit te leggen hoe het voelt. En zelfs als je er al een paar hebt meegemaakt, weet je niet hoe het is als er een zwaardere komt. Maar ergens weet je dat die een keer komt. Je houdt steeds rekening met iets – en tegelijk heb je geen idee wat je nou precies kunt verwachten. Dat voelt vreemd, onwerkelijk. Angstaanjagend, soms. Je staat toch wel wat anders in het leven. Maar ja, je gaat gewoon door natuurlijk. Kop d’r veur.”

bereid u samen met uw gezin voor op een grote beving, dat geeft rust. Spreek af hoe u onderling contact onderhoudt als niet iedereen thuis is. Zorg ervoor dat er een noodpakket in huis is (www.denkvooruit.nl/noodpakket). http://ggd.groningen.nl/ghor/kop-d-r-veur




 
http://www.rtvnoord.nl/mobiel/i/index.asp?p=152924


Lopend Vuur:NAM-vertrouwensmeter 8.0 - Mobiel - RTVNoord.nl
Sinds januari meten we maandelijks uw vertrouwen in de NAM. Het bedrijf exploiteert het Groninger aardgas, en is eigendom van oliebedrijven als Shell en Exxon.

De organisatie moet er ook voor zorgen dat de veiligheid en leefbaarheid van ons gebied behouden blijft, door schade-aanvragen zorgvuldig af te handelen bijvoorbeeld.

Het vertrouwen in de NAM daalde de afgelopen maand van 20% (juni) naar bijna 16% in juli. De NAM probeert soms lokale cultuur te promoten, zoals het Shantyfestival “Bie Daip” in Appingedam. Helpt het? Of heeft u inmiddels andere ervaringen met de NAM de afgelopen maand? Heeft u nog meer positieve of negatieve verhalen gehoord? Hoe staat het met uw vertrouwen in die organisatie deze maand?

Zou je willen stemmen?
 
Inderdaad Mike. Zie je ze al staan, die Groningers, als die zware aardbeving er echt komt? (die kans is reeel namelijk, anders zou de GGD er zeker ook niet over beginnen): "Nou, nou het was wel een hele zware aardbeving die mijn familie en huis nagenoeg helemaal heeft weggevaagd, en toen kreeg ik zulke spanningen, maar dankzij het advies uit de brochure van de GGD kon ik er toch mee omgaan!"
 
Uit alle nieuwsberichten van de laatste maanden blijkt wel dat de doorsnee Groninger de NAM specifiek niet meer vertrouwt. Dat is slechts de helft gewonnen als de doorsnee Groninger vervolgens wel zijn vertrouwen blijft houden in de overheid. Dat is het grote probleem!

Mike
 
Niet helemaal, tenminste niet volgens die link; er worden geen radioactieve stoffen gebruikt.
Er worden natuurlijk voorkomende radioactieve stoffen vrij gemaakt uit de diepe aardlagen en die komen in het afvalwater en het grondwater.
Dat klinkt minder erg, want er is geen bewuste toevoeging van radio actief materiaal, maar eigenlijk is het probleem daardoor alleen maar groter:
Het is namelijk niet mogelijk zonder vrijkomende radio actieve stoffen schaliegas te winnen.
 
De NAM strafrechtelijk vervolgd: het werd tijd!

http://nos.nl/artikel/2057082-aangifte-groninger-bodem-beweging-tegen-nam-wegens-aardbevingen.html

Aangifte Groninger Bodem Beweging tegen NAM wegens aardbevingen

De Groninger Bodem Beweging, die opkomt voor mensen die schade hebben geleden door aardbevingen, heeft aangifte gedaan tegen de NAM. De belangenvereniging vindt dat de NAM de veiligheid van de bewoners in het gaswinningsgebied willens en wetens bedreigt "door op een onverantwoord risicovolle wijze gas te winnen".

"De NAM heeft talloze mensenlevens in gevaar gebracht door het willens en wetens blijven boren in Groningen, terwijl zij donders goed doorhad welke risico’s daarmee waren gemoeid", zegt de Groninger Bodem Beweging.

De Amsterdamse advocaat Spong heeft de aangifte opgesteld en ingediend bij justitie.

De rechter oordeelde begin deze maand dat de NAM huiseigenaren in Groningen compensatie moet bieden voor de waardevermindering van hun huis.
 
http://tinyurl.com/p88lz3u

11 september 2015, 11:18
Spong wil NAM voor de strafrechter brengen voor vernielen huizen

Iemand steekt zijn handen in de scheur in zijn huis in Groningen. Foto ANP / Catrinus van der Veen
door Joost Pijpker
Binnenland

Advocaat Gerard Spong heeft vandaag aangifte gedaan tegen de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). Spong houdt het concern verantwoordelijk voor het vernielen van panden in Groningen en het in gevaar brengen van de bewoners van die huizen. Dat heeft zijn kantoor vanmorgen laten weten.

Spong doet de aangifte op namens bewonersorganisatie Groninger Bodembeweging (GBB) en een aantal omwonenden. Hij schrijft:

“De NAM heeft door het willens en wetens blijven boren in Groningen, terwijl zij donders goed doorhad welke risico’s daarmee waren gemoeid, talloze mensenlevens in gevaar gebracht. Dat is schandalig en de strafrechter dient daar een oordeel over te vellen.”

De advocaat wijst erop dat uit meerdere wetenschappelijke onderzoeken is gebleken dat de gasboringen in Groningen niet alleen tot materiële schade hebben geleid, maar ook tot een “reëel risico op levensgevaar voor de bewoners”. Desondanks heeft de NAM ervoor gekozen om door te gaan met het winnen van gas.
Niet de eerste poging

Eerder probeerden bewoners al eens een vergelijkbare zaak aan te spannen bij de strafrechter, maar het Openbaar Ministerie ging toen niet over tot vervolging. Dat besluit werd toen aangevochten bij het gerechtshof, maar zonder succes. Spongs kantoorgenoot Emile van Reydt, die eveneens aan de zaak werkt, denkt echter dat het ditmaal wel tot een zaak komt.

Van Reydt:

“Wij vinden dat die beslissing geen hout snijdt, op het moment dat er mensenlevens in gevaar komen. In onze aangifte maken we nu ook gehakt van dat besluit.”

Mocht het opnieuw niet tot een strafzaak tegen de NAM komen, dan zijn Spong en Van Reydt bereid om door te gaan tot aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Die heeft namelijk al vaker gezegd dat landen de plicht hebben hun inwoners te beschermen tegen gevaarlijke industriële activiteiten, aldus Van Reydt.

Spong doet aangifte tegen de NAM
DVHN | Gepubliceerd op 11 september 2015, 11:13 Laatst bijgewerkt op 11 september 2015, 16:41

Advocaat Gerard Spong deed vrijdag 11 september namens de Groninger Bodem Beweging (GBB) aangifte tegen de NAM. Volgens de advocaat heeft het bedrijf willens en wetens Groningse panden vernield en daarmee talloze mensenlevens in gevaar gebracht.

Vóór de zomer onderzocht de advocaat, samen met de GBB, al of aangifte tegen het boorbedrijf zinvol zou zijn. Dick Kleijer, secretaris van de beweging, zei toen in deze krant: ,,In het aardbevingsgebied is zoveel ongenoegen onder burgers. Die vragen zich af: hoe kan het waar zijn dat een partij schade veroorzaakt, maar daar ongestraft mee weg komt?''

Op dit moment lopen er verschillende rechtszaken tegen de NAM, vandaag nog staat het bedrijf terecht bij de Raad van State. Echter, deze rechtszaken focussen volgens het advocatenkantoor, teveel op de materiële schade die de bevingen aanrichten. ,,Bij ons ligt het zwaartepunt bij de immateriële schade die de aardbevingen aanrichten'', zegt Emile van Reydt, medewerker van Gerard Spong.

Mocht de aangifte niet leiden tot een rechtszaak dan stappen de GBB en het advocatenkantoor naar het Europese Hof. Volgens Van Reydt schendt de NAM op grote schaal de Europese rechten van de mens door naar gas te blijven boren terwijl ze weten wat de gevolgen zijn.

In een reactie laat de NAM weten de aangifte serieus te nemen. Wel neemt het bedrijf afstand van ,,de soms wel erg sterke bewoordingen van meneer Spong in de media''. http://tinyurl.com/omyj5xa

 
http://spong.nl/actueel/11-09-2-15_aangiftetegennam

De aangifte ziet op het plegen c.q. medeplegen met (onder andere) de Staat der Nederlanden, in het bijzonder het Ministerie van Economische zaken, van het opzettelijk vernielen van gebouwen, getimmerten of voor publiek toegankelijke plaatsen waarbij levensgevaar voor een ander te duchten valt (art. 170, onder 2e Sr) in de periode 1963-2015, althans subsidiair het opzettelijk wederrechtelijk vernielen van gebouwen in de periode 2009-2015 (art.350, eerste lid Sr). De aangifte ziet voorts op het in de periode 2003-2015 een gewoonte maken van witwassen van de door voornoemde misdrijven (met de aardgaswinning) verkregen gelden door deze om te zetten (art.420bis, eerste lid onder b jo. 420ter Sr).[2]

deze om te zetten (art.420bis, eerste lid onder b jo. 420ter Sr).[2]

1. De gaswinningspraktijk van de NAM in het Groningenveld is eerder aanleiding geweest voor verschillende aangiftes van zowel belangenorganisaties als individuele bewoners. Deze aangiftes zijn zonder uitzondering en primair uit opportuniteitsoverwegingen geseponeerd. In de daarop gevolgde artikel 12 sv-procedures heeft het openbaar ministerie steevast het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aan zijn zijde gevonden. De discussie over het al dan niet voortzetten van de gaswinning en het daarbij op de koop toenemen van daarmee gepaard gaande risico’s voor de inwoners van het Groningenveld is een politieke discussie zo luidde het credo van het Leeuwardense gerechtshof. Strafrechtelijke interventie werd om die reden niet opportuun geacht.[3]

2. Uiteraard geldt dat de rechter zich in het publieke debat (uiterst) terughoudend moet opstellen. Maar tegelijkertijd mag van hem worden verwacht dat hij waakzaam en verstandig is in zijn uitspraken, met name ingeval de uitvoerende macht mensrechten van minderheden opoffert voor een groter (economisch) belang. Gepaste terughoudendheid mag niet verworden tot rechterlijke passiviteit uit angst het politieke besluitvormingsproces te doorkruizen. Het recht heeft immers een dienende functie. In die dienende functie kan het voorkomen dat de rechter “de politiek” hetzij corrigeert hetzij de rechtsgevolgen van die politiek presen­teert. Het duidelijkst komt dit tot uitdrukking in de preambule van het Internationaal verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten (IVBPR) luidend:

“Recognizing that, in accordance with the Universal Declaration of Human Rights, the ideal of free human beings enjoying civil and political freedom and freedom from fear and want can only be achieved if conditions are created whereby everyone may enjoy his civil and political rights, as well as his economic, social and cultural rights.”

Tot vorenbedoelde ‘conditions’ moet de onafhankelijke rechter, waar de burger zijn hoop op moet kunnen vestigen, gerekend te worden. Anders gezegd: de rechter kan de burger die door de Staat in een belang wordt getroffen niet in de steek laten onder het motto ‘bekijk het maar en zoek het zelf uit’. In het EVRM wordt dat in art. 13 ondervangen met de garantie van effectieve rechtsmiddelen.

3. ‘Brandstof’ voor een dergelijke minder lijdelijke rechterlijk rol, is onder meer te vinden in het door de Hoge Raad in 1989 gewezen Harmonisatiewet-arrest (HR 14 april 1989, NJ 1989,469): ‘Dat de toetsing aan verdragen steeds belangrijker is geworden, vloeit vooral daaruit voort dat in toenemende mate beroep wordt gedaan op internationale bepalingen ter bescherming van de rechten van de mens. Dat hangt samen met een groeiende behoefte aan rechts­bescherming tegen de overheid. De rechtsontwikkeling is daardoor ook in zoverre beïnvloed dat de rechtspraak is gaan aanvaarden dat strikte toepassing van de wet onder omstandigheden zozeer kan indruisen tegen fundamentele rechtsbeginselen dat zij achterwege moet blijven (HR 12 april 1978, NJ 1979, 533 en HR 15 juli 1988, RvdW 133), alsmede dat de rechter andere wettelijke regels dan die van de wet in formele zin aan dergelijke beginselen mag toetsen (voormeld arrest van 16 mei 1986). (…)In de literatuur wordt aan deze argumenten nog toegevoegd dat ten gevolge van verschillende ontwikkelingen, waaronder die van ons parlementaire stelsel in monistische richting en de daarmede gepaard gaande toeneming van het overwicht van de uitvoerende macht op de totstandkoming van wetten, de veronderstelling waarop het toetsingsverbod berust — dat in de voor het tot stand brengen van wetten voorgeschreven parlementaire procedure een afdoende waarborg is gelegen voor hun rechtsgehalte — niet altijd meer opgaat, waardoor de behoefte aan de mogelijkheid van rechterlijke toetsing vooral ook aan fundamentele rechtsbeginselen toeneemt.’

4. De uitspraak van de civiele kamer van de rechtbank Den Haag in de zogenaamde Urgenda-zaak is een exponent van de gedachte die deze – toch wel bijzondere – dogmatische overwegingen van ons hoogste rechtscollege uitademt.[4] De algemene overwegingen van de civiele Haagse kamer waarin zij haar visie uiteenzet op de rol van de moderne rechter in de ‘trias politica’ zijn aanbevelens­waar­dig en verdienen ook in deze zaak navolging: ‘Het gaat in de kern om rechtsbescherming en om een in dat kader vereiste “rechts­toetsing”. Dit neemt niet weg dat toewijzing van een of meer onder­delen van de vordering ook politieke consequenties kan heb­ben en in zoverre de politieke besluitvorming kan doorkruisen. Maar dat is in een rechtsstaat inherent aan de rol van de rechter ten opzichte van overheidsorganen. Zo vormt ook de mogelijkheid – en in deze zaak zelfs de zekerheid – dat de kwestie ook en vooral onderwerp van politieke besluitvorming is, geen grond om de rechter te beperken in zijn opdracht en bevoegdheid om een rechtsgeschil te beslechten. Voor de totstandkoming van rechts­beslissingen van de rechter is de vraag naar het al dan niet bestaan van een “politiek draagvlak” voor de uitkomst daarvan niet relevant.’

5. Voormelde rechtsbeschermende en beteugelende rol ziet niet alleen op de verwezenlijking van negatieve verplichtingen maar impliceert ook positieve verplichtingen. De rechtspraak van het EHRM maakt op dit punt een stormachtige ontwikkeling door. Een ontwikkeling die in onderhavige procedure, zo zal blijken, van nauwelijks te overschat­ten belang is. Voor nu wordt volstaan met de vaststelling dat de positieve verplichtingen in geval van een schending van artikel 2 en 3 EVRM zó verstrekkend kunnen zijn dat strafrechtelijke vervol­ging van de verantwoordelijken niet slechts opportuun moet worden geacht maar zelfs maatschappelijk bittere noodzaak is. Terecht heeft de rechtbank in de Urgenda-zaak overwogen dat het in een rechtsstaat inherent is aan de rol van de rechter ten opzichte van overheidsorganen dat zijn uitspraken de politieke besluitvor­ming kan doorkruisen. We hebben te maken met een rechtsstaat waar niet alleen de burger, maar ook de overheid aan het recht is onderworpen. Dat heeft tot gevolg dat het recht voor de burger een instrument is waarmee overheidsmacht kan worden beteugeld, een instrument dat hem kan beschermen tegen misbruik van overheidsmacht[5]. In sommige rechtsstaten, bijvoorbeeld in Zuid- Afrika is dit zelfs in de grondwet opgenomen. In artikel 1 van de Zuid-Afrikaanse grondwet is opgenomen dat de Republiek de suprematie van de Grondwet en de “rule of law” erkent. Gezegd kan worden dat de Nederlandse rechtstaat niet onder doet voor de Zuid-Afrikaanse. Het rechtsstatelijk karakter van onze staat brengt dus met zich dat het recht voor de burger inderdaad een instrument is waarmee overheidsmacht c.q. politieke macht beteugeld kan worden.

Met Melai valt gelet op dit politiek instrumentele karakter van het recht dan ook aan te nemen dat ons rechtsstelsel niet is gebouwd op het geloofsartikel van la loi de raison of la sensibilité du coeur – die ons in alle zuiverheid de maatschappelijke waarheid zouden open­baren – maar op het beginsel van de gereglementeerde politieke strijd. Vanuit dit gezichtspunt is de (straf)rechtspraak geen zelfstan­dig of autonoom bedrijf, voor zover dat bedrijf een complementaire functie vervult, maar wél een bedrijf waaraan het rechtsstatelijk element van de rechtsgelijkheid en de beteugeling van willekeur ten grondslag ligt.[6] Zelfs van de justitiële autoriteiten in Guatemala, voorheen aangeduid als een notoire bananenrepubliek, kunnen wij wat dat betreft lessen leren. Hoofdaanklager Thelma Aldana, op wier arrestatiebevel, woensdag 2 september 2015, de inmiddels afgetreden president Otto Pérez wegens corruptie wordt vervolgd, becommentarieerde de semi-vrijwillige verschijning van Pérez in de rechtbank van Guatemala-stad alsvolgt: ‘Dit toont aan dat niemand boven de wet staat. Hiermee laten we zien waartoe we in staat zijn, maar er is nog een lange weg te gaan.’[7]

6. In het navolgende zal achtereenvolgens de feitelijke grondslag van de aangifte uiteen worden gezet waarbij de risico’s op toekomstige bevingsslachtoffers zal worden geïllustreerd aan de hand van een door Arup BV in opdracht van de NAM – dus uit onverdachte hoek -verrichte risicostudie. Deze reële risico’s zijn van belang voor de vaststelling van ‘te duchten levensgevaar’ als bedoeld in artikel 170, onder 2e Sr alsook voor het aannemen van een schending van – in het bijzonder – artikel 2 EVRM. Vervolgens zal worden ingegaan op de (verdere) bewijsbaarheid van de in de inleiding genoemde delicten. Met name het eerder door een openbaar ministerie ingenomen standpunt strekkende tot betwisting van het (voorwaardelijk) opzet van de NAM op de vernieling als bedoeld in artt. 170 en 350 Sr is mild uitgedrukt een kras op de juridisch dogmatische ziel en verdient daarom weerlegging. Last but not least zal in het kader van de opportuniteit uitgebreid worden stil gestaan bij de positieve verplichtingen die voortvloeien uit het EVRM en zal worden betoogd waarom de gaswinning strijdt met artikel 2, 3 en 8 EVRM, welke strijdigheid noopt tot strafrechtelijke vervolging van de NAM.



1.Feitelijke grondslag voor de aangifte

1.2 Inleidende opmerkingen

7. Sinds 1963 wint NAM gas uit het Groningenveld. De gaswinning vindt plaats op meer dan 20 productielocaties (clusters), waar meerdere putten aanwezig zijn. Niet in geschil is dat gaswinning uit het Groningenveld van essentieel belang is voor de Nederlandse energievoorziening. Bijna alle huishoudens, instellingen en be­drij­ven in Nederland gebruiken het uit het Groningenveld afkoms­tige, laagcalorische, gas. Gaswinning uit Groningenveld vormt voor de Nederlandse Staat een grote bron van inkomsten. Reeds hier zij opgemerkt dat deze financiële positie, net zo min als bij overige misdrijven, een rechtvaardigingsgrond voor het plegen van de misdrijven van art. 170, 350 Sr zal mogen opleveren.

8. Vaststaat dat een relatie bestaat tussen gaswinning uit het Groningenveld en aardbevingen in de provincie Groningen. Voorts is het evident dat het aantal en de zwaarte van deze geïnduceerde aardbevingen de laatste jaren zijn toegenomen:[8]

9. De toegenomen intensiteit en frequentie van de bevingen heeft met name de afgelopen 3 jaar geleid tot een explosieve toename in het aantal schademeldingen.

10. Schade aan gebouwen wordt evenwel niet zo zeer bepaald door de magnitude van de geïnduceerde aardbeving maar door de grondversnellingen die tijdens deze bevingen optreden. De grond­versnelling – of Peak Ground Acceleration (PGA) – is het ‘schud­den van de grond’ tijdens een beving uitgedrukt in meter per seconde kwadraat of ook wel in g-kracht. De grondversnelling wordt niet alleen bepaald door de kracht en de intensiteit van een aardbeving maar ook door de diepte van de beving, de lokale bodemgesteldheid en de mate waarin bij de constructie van gebouwen en infrastructurele werken rekening is gehouden met het bevingsgevaar.

11. Voor wat betreft deze grondbeweging geldt dat de NAM eerst in 2014 is gestart met onderzoek door het plaatsen van gebouw­sensoren in 200 gebouwen boven het Groningenveld. Ten aanzien van de constructie van gebouwen en infrastructureel werken geldt dat er pas zeer recentelijk voorlopig beleid is gemaakt ter bevorde­ring van aardbevingsbestendig bouwen.[9]

1.2 Te duchten levensgevaar

12. In 2013 is in opdracht van de NAM door Arup BV de eerder gememoreerde risicostudie uitgevoerd.[10] In deze studie wordt een risicoanalyse gemaakt van verschillende aardbevingsscenario’s in de regio’s Huizinge, Zandeweer en Hoeksmeer.[11]

13. Over de waarschijnlijkheid waarmee deze scenario’s zich zullen voordoen, wordt in het rapport opgemerkt:[12]

‘An earthquake scenario of Mw ≥5 in this report is estimated to have a probability of occurring of less than 10% in the next 10 years. The smaller magnitude earthquakes have higher probabilities of occurring in the Groningen area.’

(Curs en onderstreping: GS/EvR)

14. Arup baseert zich daarbij op een inschatting van de NAM zelf op basis van het‘Report to the Technical Guidance Committee (TBO) on Production Measures; Part 1: Depletion Scenarios and Hazard Analysis’ waarin wordt opgemerkt:

‘[…] [T]hat although considerable progress was made in the under­stan­ding of the seismic hazard, significant uncertainty remains at present. The predictions of the seismic hazard range are believed to be conservative and NAM has initiated a further data acquisition program to obtain additional field data, and a studies program to reduce the uncertainty. A Mw≥5 earthquake scenario in this report is estimated to have a probability of occurring of less than 10% in the next 10 years.’

(Curs en onderstreping: GS/EvR)

15. De bandbreedte van voorspellingen van het veiligheidsrisico wordt in belangrijke mate bepaald door vier onzekere factoren.[13] Drie daarvan hebben te maken met de ondergrond:

- De compactie van het reservoir (d.w.z. de mate waarin het poreuze gesteente wordt samengedrukt als gevolg van onttrekking van aardgas en het gewicht van de boven­liggende lagen);
- De partitiecoëfficiënt (d.w.z. het deel van de door die com­pactie opgebouwde spanning dat zich uiteindelijk zal ontla­den middels aardbevingen);
- De relatie tussen de magnitude van bevingen en het patroon van de grondbeweging tengevolge daarvan (GMPE's).

Hierbij is de partitiecoëfficiënt de grootste bron van onzekerheid. Dit leidt met name voor de periode na de komende vijf jaar tot een grote bandbreedte rond de verwachte seismische dreiging, met een nadruk op de hogere waarden. De vierde belangrijke onzekere factor betreft de bovengrond:

- De belastbaarheid (weergegeven door zogeheten ‘fragility curves’) van verschillende typengebouwen in relatie tot een bepaalde grondversnelling. Hier ontbreekt specifieke infor­matie over huizen, gebouwen en bodemgesteldheid in Groningen.

16. Niettegenstaande deze vier variabelen worden door Arup de vol­gende risicoschattingen gegeven met betrekking tot de beschadiging aan gebouwen alsook het aantal slachtoffers. Daarbij geldt dat de volgende betekenis toekomt aan de in de tabellen en grafieken genoemde waarden:

‘Building damage is classified into five damage states: slight damage (DS1), moderate damage (DS2), extensive damage (or substantial to heavy) (DS3), complete (or very heavy) damage (DS4), and collapse (or destruction) (DS5). […] Casualties are classified into four levels: SL1 injuries which require basic medical aid; SL2 injuries which require greater medical care but are not life threatening; SL3 injuries are life threatening if not treated; and SL4 injuries in which an individual is mortally injured or instantaneously killed.’

1.3 Tussenconclusie

17. Wie deze cijfers en de risico’s die daaruit spreken goed tot zich laat doordringen, realiseert zich pas de magnitude van het probleem en de noodzaak van een rechterlijk correctief. Het gaat hier niet om een politieke afweging waarin de financiële belangen van het geheel (de Staat) weloverwogen kunnen worden afgezet tegen de finan­ciële belangen van een minderheid en eventuele materiele schade gecompenseerd kan worden (quod non). Het gaat hier om de ontplooiing van een industrieel monstrum waarbij onder toeziend oog en met goedkeuring van de Staat, de gezondheid en, in extremere maar bepaald niet ondenkbeeldige scenario’s, de levens van een deel van de Groningse bevolking in de waagschaal worden gelegd, nog daargelaten hun financiële schade tengevolge van de waardevermindering van hun huis.

18. Geven de grafieken een weliswaar beklemmend maar slechts nog een abstract beeld, de getuigenissen van de betrokkenen maken de risico’s tastbaar. Wat te denken van het relaas van de familie H: ‘Afgelopen week (18 aug) is er een risicoanalyse uitgevoerd en een tweetal schoorstenen moet van ons huis worden verwijderd. Wij slapen direct onder een van die schoorstenen die, als hij valt, volgens de deskundige volledig dwars door alle houten vloeren van ons huis naar beneden op de grond valt.’ Ook de getuigenis van dhr. I laat geen onduidelijkheid bestaan over de risico’s en de doorwerking daarvan op het persoonlijk leven van de betrokkene: ‘Toen de 2 zware bevingen met epicentrum Zandeweer plaatsvonden in februari 2013 was het één en al schade in de buitenmuren, in alle vertrekken binnen scheuren, volledige doorgescheurde binnenwanden, scheurende kozijnen, barsten in het thermopane, en een verzakte dakkapel. [...] [O]nder de dakkapel durf ik mijn kind niet te laten slapen. Vandaar dat ons kind vanaf de geboorte bij ons slaapt.’

19. Het openbaar ministerie stelt daar in zijn standaard sepotbrief tegenover dat van concreet gevaar voor personen geen sprake lijkt te zijn, althans dat het de vraag is of hier sprake van is. Een dergelijk standpunt kán niet anders dan worden gekwalificeerd als het bagatelliseren van zowel door wetenschappelijk gestaafde als de uit de getuigenissen van bewoners blijkende risico’s.

2. Bewijsbaarheid voorwaardelijk opzet op vernieling 170 en 350 Sr.

20. Anders dan het openbaar ministerie meent, laten voorgaande schrik­barende cijfers er geen twijfel over bestaan dat de voort­durende gaswinning een wezenlijk gevaar voor duizenden mensen met zich brengt. Niet alleen voor gebouwen en andere infrastruc­turele werken maar óók voor mensenlevens. Een kans die op basis van de reeds opgetreden schade en de hiervoor weergegeven risico­analyse zondermeer als aanmerkelijk moet worden gekwalificeerd. En die kwade kans wordt door de NAM – met de zegen van de minister van Economische Zaken – op de koop toegenomen ofwel bewust aanvaard. Daarmee maken de NAM en de Minister van Economische Zaken zich bij voortduring schuldig aan artt. 170 onder 1e en 2e Sr en 350 Srt: het opzettelijk vernielen van gebouwen waarbij gemeen gevaar voor goederen en een concreet en reëel – namelijk door voornoemde wetenschappelijke studies onderbouwd – levensgevaar te duchten is en het opzettelijk wederrechtelijk vernielen van een goed dat een ander toebehoort.

21. De tegenwerping van het openbaar ministerie waarin wordt gesteld dat ‘de gedragingen niet gericht waren op het beschadigen van de gebouwen, maar op de gaswinning’ staat aan een bewezenver­kla­ring van voorwaardelijk opzet niet in de weg. Ook het willens en wetens op de koop toenemen van een aanmerkelijke kans op een ongewenst neveneffect construeert immers voorwaardelijk opzet, zo volgt onder meer uit de HIV-arresten van de Hoge Raad.[14] Anders dan het openbaar ministerie stelt hoeft de wil juist niet gericht te zijn op het intreden van het gevolg zelf maar slechts op de aan­vaarding van de aanmerkelijke kans op dit gevolg.

22. Voorts geldt ten aanzien van het tot dusver door het openbaar ministerie ingenomen standpunt nog het volgende: Met de zinsnede: ‘de gedragingen van de rijksoverheid/NAM zijn echter niet zo zeer gericht op het gevolg (de beschadiging), dat gezegd kan worden dat zij dit gevolg bewust hebben aanvaard’ wordt aansluiting gezocht bij de door de Hoge Raad in het eerste HIV-arrest geformuleerde handvatten voor de vaststelling van de aanvaarding van de aanmerkelijke kans in het geval ‘de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverkla­ringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedra­ging in de verdachte is omgegaan’. [15]Een dergelijke situatie is in deze zaak niet aan de orde. In tegendeel. De afwegingen ofwel de gedachtegang van de betrokken partijen is in het kader van het besluitvormingsproces rondom de winningsplannen en toestem­mings­besluiten goed gedocumenteerd en daaruit volgt zonder meer dat de in verschillende wetenschappelijke studies aangehaalde risico’s op de koop worden toegenomen.



23. Dat standpunt behoeft geen nadere adstructie nu ook het Gerechts­hof Arnhem-Leeuwarden in zijn beschikking van 13 januari van dit jaar als volgt concludeert: ‘het is duidelijk dat zowel de Rijksover­heid als de NAM op de hoogte zijn van het risico dat er door de gasboringen schade aan woningen kan worden toegebracht. Dit – voorzienbare – risico is meegewogen in het ontwerpbesluit van de minister van Economische Zaken over de toekomst van de Gas­winning’. [16]Voor het bewijs van de aanvaarding van de kwade kans op schade als bedoeld in artikel 170 Sr en 350 Sr hoeft aldus, óók volgens het Hof, geen gebruik te worden gemaakt van de abstracte bewijsconstructie verankerd in algemene ervaringsregels maar kan worden geput uit de inhoud van de verschillende instem­mingsbe­sluiten waarin de risico’s worden onderkend en uitdrukke­lijk op de koop toe worden genomen.

3. Opportuniteit en de positieve procedurele verdragsverplichting tot strafrechtelijke vervolging bij een artikel 2 en 3 EVRM schending

24. Wanneer het aan de politieke wil ontbreekt om dergelijke gemeen gevaarlijke delicten te beëindigen is het aan de (straf)rechter en het openbaar ministerie om in te grijpen. En wel met het oog op de veiligheid van de direct getroffenen: de vele duizenden bewoners in de regio van het Groningenveld. Voormelde politieke onwil om gemeen gevaarlijke delicten te beëindigen geeft – het zij benadrukt – blijk van willekeur. Tal van andere gemeen-gevaarlijke situaties, zoals misdrijven waardoor de veiligheid van personen of goederen in gevaar worden gebracht (vgl. Titel VII in het Wetboek van Strafrecht) als de bestrijding van terroristische organisaties en hun deelnemers (art. 140a Sr), worden als het ware te vuur en te zwaard door de politiek (lees: de wetgever) bestreden. De beteugeling van deze willekeur vormt, gelijk hiervoor is betoogd, een alleszins genoegzame valide reden voor de strafrechter in te grijpen. In zoverre zal de strafrechter er maatschappelijk gezien goed aan doen samen met zijn civiele ambtsgenoten in de rechtbank Assen één vuist te maken. (vgl. Rb. Assen d.d. 2 september 2015), in welk vonnis is beslist dat woningbezitters in het Groningse aardbevings­gebied per direct in aanmerking komen voor compensatie voor de waardedaling van hun huizen. Dit Assense vonnis verdient bijval en steun.

25. De noodzaak van het bieden van rechtsbescherming vloeit boven­dien niet alleen uit het IVBPR (zie inleiding) maar ook uitdruk­kelijk voort uit artikel 1 EVRM.[17] De Staat heeft een positieve verplichting tot het treffen van maatregelen die kunnen en moeten bijdragen aan voorkoming van een schending van – zo zal blijken - de in artikel 2, 3 en 8 EVRM neergelegde mensenrechten.

26. Bovendien brengen artikelen 2 en 3 EVRM mee dat de Staat, indien iemand stelt (een ‘arguable claim’ heeft) gefolterd c.q. onmenselijk behandeld te worden, een doeltreffend onderzoek moet instellen met het oog op de identificatie en bestraffing van de verantwoordelijken. Zou een dergelijk onderzoek niet plaatsvinden dan leidt dat – in dit geval letterlijk en figuurlijk - tot ondermijning van de in het EVRM neergelegde mensenrechten: ‘The general legal prohibition of torture and inhuman and degrading treatment and punishment, despite its fundamental importance, would be ineffective in practice and it would be possible in some cases for agents of the State to abuse the rights of those within their control with virtual impunity.’[18]

27. Indien het aansprakelijkheidsrecht van een staat zodanig is ingericht dat onderzoek en gerechtelijke procedures slechts kunnen leiden tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer en niet tot ver­volging en bestraffing van daders en verantwoordelijken, dan acht het EHRM een dergelijke procedure niet in overeenstemming met de onderhoudsverplichtingen voortvloeiend uit artikel 2 en 3 EVRM. Het onderzoek dient inhoudelijk zorgvuldig (‘thorough and effective’) te zijn: vermeende daders, relevante getuigen en eventuele deskundigen moeten worden gehoord en klagers moeten ook een mogelijkheid hebben om de versie van de gebeurtenissen zoals geschetst door de overheidsfunctionarissen te bestrijden.[19] Het is vervolgens uiteindelijk aan de strafrechter ter gelegenheid van een inhoudelijke behandeling uit te maken of sprake is van een strafuitsluitingsgrond.

28. Voormelde onderzoeksverplichting geldt in versterkte mate indien er sprake is van een ‘gevaarlijke industriële activiteit’ waarvan in deze zaak zonder meer sprake is. In dit kader zij gewezen op de uitgebreide overwegingen van het EHRM in de zaak Öneryildiz v. Turkije waarin de Turkse overheid verzuimde maatregelen te nemen ter beperking van een methaangasexplosie op een vuilstort­plaats. Toen er een explosie plaatsvond, vielen 39 doden. Er werd met succes geklaagd over een artikel 2-schending. Het hof over­woog als volgt:[20]

‘Where it is established that the negligence attributable to State officials or bodies on that account goes beyond an error of judgment or carelessness, in that the authorities in question, fully realizing the likely consequences and disregarding the powers vested in them, failed to take measures that were necessary and sufficient to avert the risks inherent in a dangerous activity […], the fact that those responsible for endangering life have not been charged with a criminal offence or prosecuted may amount to a violation of Article 2, irrespective of any other types of remedy which individuals may exercise on their own initiative (see paragraphs 48-50 above); this is amply evidenced by developments in the relevant European standards (see paragraph 61 above)’

29. Een dergelijke procedurele verplichting tot het instellen van strafver­vol­ging is recentelijk door het EHRM nogmaals gestipuleerd in Brincat e.a. v. Malta:[21]

‘The Court observes that – unlike in medical negligence cases, where a civil remedy may suffice […] –in cases concerning incidents resulting from dangerous activities under Article 2, the competent authorities must act with exemplary diligence and promptness and must of their own motion initiate investigations capable of, firstly, ascertaining the circumstances in which the incident took place and any shortcomings in the operation of the regulatory system and, secondly, identifying the State officials or authorities involved in any capacity whatsoever in the chain of events concerned.’

30. Deze procedurele verplichting tot het instellen van strafrechtelijke vervolging indien de staat onvoldoende maatregelen heeft genomen om de risico’s van een gevaarlijke industriële activiteit af te wenden, geldt mutatis mutandis in het geval van een artikel 3 schending, zo volgt onder meer uit de zaak Assenov e.a. v. Bulgarije.[22]

31. De – overigens zwaar bekritiseerde[23] – civielrechtelijke schaderege­ling die de NAM thans hanteert, is vanuit verdragsrechtelijk pers­pectief, een te povere pleister op de wonde van de gedupeerde bewoners. Hetzelfde geldt voor de recent uitgesproken verklaring voor recht dat de waardevermindering van onroerend goed direct opeisbaar is, ook indien fysieke schade aan de woning niet kan wor­den aangetoond.[24] Ook een amendering[25] van de Mijnbouwwet strekkende tot een omkering van de civielrechtelijke bewijslast bij bevingsschade waarvoor zich – ondanks verzet van de Minister van Economische Zaken[26] en de NAM – een meerderheid aftekende in de Tweede Kamer is – gelet op het civielrechtelijke karakter van de maatregel - ontoereikend.

32. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheid van een bestuursrechtelijke bezwaar- en beroepsprocedure die openstaat tegen het instem­mings­besluit van de minister. Daarbij zij overigens nog aangetekend dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bij voorlopige voorziening de maximaal toegestane gaswinning in de clusters rond Loppersum – met het oog op de veiligheidsrisico’s voor omwonenden – ten opzichte van het meest recente instem­mings­besluit drastisch heeft teruggeschroefd.[27] Uit de getroffen voorziening blijkt dat het hoogste bestuursrechtelijke rechtscollege kennelijk wel doordrongen is van de importantie van rechterlijk ingrijpen indien de ‘brede maatschappelijke discussie’ en het poli­tieke besluitvormingsproces’ waarachter het openbaar ministerie zich zo angstvallig verschuilt, niet leiden tot het drastisch terug­brengen van de risico’s van de aardsgaswinning.

33. Dergelijk dapper rechterlijk optreden, verdient ook in strafrechte­lijke zin navolging. Sterker, dat optreden is noodzakelijk bij een constatering van schending van artikel 2 en 3 EVRM. En van een dergelijke schending is sprake, zo werd recentelijk overtuigend betoogd door prof. mr. J.G. Brouwer en mr. M.M.E. Hesselman.[28]

3.2 Artikel 2 EVRM

34. De scope van de uit artikel 2 EVRM voortvloeiende ‘positieve verplichting’ tot het instellen van strafrechtelijke vervolging, beperkt zich niet alleen tot gevallen waarin daadwerkelijk doden te betreuren zijn zo blijkt uit de uitspraak Kolyadenko e.a. v. Rus­land:[29] En terecht, want we willen in onze maatschappij toch liever als het enigszins kan de toepasselijkheid van het gezegde “als het kalf verdronken is, dempt men de put” vermijden.

‘Moreover, this Article, read as a whole, covers not only situations where certain action or omission on the part of the State led to a death complained of, but also situations where, although an applicant survived, there clearly existed a risk to his or her life [...] It is therefore essential to determine in the present case whether the applicants’ lives were endangered as a result of the events complained of.’

35. Dit levensgevaar volgt overtuigend uit de eerder gepresenteerde cij­fers waarbij een inschatting wordt gegeven van toekomstige (dode­lijke) slachtoffers in geval van een geenszins denkbeeldige beving. Die risico’s worden overigens onderschreven in een studie van het SoDM uit 2013, verricht rondom Huizinge. Dit onderzoek laat over de risico’s op reëel levensgevaar in dat gebied geen twijfel bestaan:[30]

[D]e kans op grote aantallen slachtoffers is voor de geïnduceerde bevingen hoger dan voor alle andere externe veiligheidsrisico’s bij elkaar opgeteld.

Geconcludeerd kan worden dat het groepsrisico in de periode 2013-2016 voor de “karakteristieke beving” bij Huizinge hoog is.
[…]
Geconcludeerd kan worden dat 90% van de huizen in de omgeving van Huizinge ten gevolge van door gaswinning geïnduceerde aardbevingen een LPR[31] heeft tussen de 10-5en 10-4per jaar. Dit is een factor 10-100 boven de wettelijke norm voor industriële activiteiten.

36. Dat het hier gaat om risico’s in reële toekomstscenario’s en niet om daadwerkelijk reeds veroorzaakt levensgevaar zoals in de zaak Öneryildiz, staat niet aan het aannemen van de uit artikel 2 EVRM voorvloeiende procedurele positieve verplichting tot het instellen van een strafrechtelijk onderzoek in de weg. Ware dit anders dan zou deze procedurele verplichting immers niets meer inhouden dan de verplichting tot voormeld dempen van de put als het kalf reeds ver­dron­ken is. Een dergelijke rigide interpretatie verhoudt zich niet met de noodzaak van een effectieve bescherming van het artikel 2 EVRM neergelegde recht op leven. Immers: ‘The Convention is intended to guarantee not rights that are theoretical or illusory but right that are practical and effective.’ Zie het reeds genoemde art. 13 EVRM.

37. Bovendien verhoudt een beperkte reikwijdte van de positieve pro­cedurele verplichting – ‘slechts een strafrechtelijk onderzoek als levensgevaar zich daadwerkelijk heeft voorgedaan’ – zich niet met de invulling die het EHRM aan de materiele (‘substantive’) posi­tieve verplichting van artikel 2 EVRM geeft. Zo oordeelde het hof in L.C.B. v. het Verenigd Koninkrijk dat: ‘the obligation in Article 2(1) to take ‘appropriate steps’ to protect life may also require the state to take preventive actions’.[32] In de reeds gememoreerde zaak Öneryildiz v. Turkije overwoog het hof bovendien dat deze ver­plichting: ‘must be construed as applying in the context of any activity, whether public or private, in which the right to life may be at stake, and a fortiori in the case of industrials activities, which by their very nature are dangerous, such as to operation of waste-collection sites’.

38, De noodzaak tot het treffen van preventieve maatregelen als uit­vloeisel van de materiele positieve verplichting, kleurt zo bezien de procedurele verplichting tot het instellen van strafvervolging ook in geval er sprake is van reëel toekomstig levensgevaar. Een gevaar dat in de aangehaalde wetenschappelijke studies genoegzaam is onderbouwd.

3.3 Artikel 3 EVRM

39. Artikel 3 EVRM behelst een absoluut verbod op foltering of on­menselijke of vernederende behandeling. Van onmenselijke of vernederende behandeling is sprake wanneer personen welbewust worden blootgesteld aan een behandeling die ernstig mentaal of fysiek lijden veroorzaakt zonder dat hiervoor een rechtvaardiging bestaat. Ook het onopzettelijk veroorzaken van slechte levens­omstandigheden kan voldoende zijn om te komen tot een schending van artikel 3 EVRM. In uitzonderlijke gevallen volstaat zelfs de subjectieve beleving van de getroffene om een schending van artikel 3 EVRM aan te nemen. Zo oordeelde het hof in MSS v. België en Griekenland:[33]

‘It may suffice that the victim is humiliated in his or her own eyes, even if not in the eyes of others (see, among other authorities, Tyrer v. the United Kingdom, 25 April 1978, § 32, Series A no. 26). Lastly, although the question whether the purpose of the treatment was to humiliate or debase the victim is a factor to be taken into account, the absence of any such purpose cannot conclusively rule out a finding of a violation of Article 3 (see Peers v. Greece, no. 28524/95, § 74, ECHR 2001-III).’

40. De intentie, of het ontbreken daarvan, is dus slechts een factor bij het bepalen van de ernst van de ‘ill-treatment’ en bepaalt, bezien in samenhang met alle andere omstandigheden van de zaak, waaronder ‘the duration of the treatment, it’s physical and/or mental effects, and, in some case, the sex, age and state of health’ of er sprake is van een artikel 3 EVRM-schending.

41. In het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid wordt daar­over opgemerkt:’De Groningers voelen zich bevestigd in hun ver­moeden dat NAM en de rijksoverheid jarenlang informatie hebben achtergehouden en de ernst van de situatie hebben gebagatelliseerd. Bij velen slaat de ongerustheid om in gevoelens van onveiligheid. [...] De inwoners van Groningen zijn ongerust en de berichtgeving over de aardbevingen heeft een sfeer van boosheid, achterdocht en wantrouwen veroorzaakt.

42. Dergelijke gevoelens van verminderd geestelijk welbevinden wor­den onderschreven in het rapport: ‘veranderingen in kwaliteit van leven Noordoost Groningen 2012-2014 door de gevolgen van gaswinning’.

43. De goed gedocumenteerde negatieve gezondheidseffecten, zowel psychisch als fysiek, komen ook beklemmend tot uitdrukking in de verklaringen van aangevers:

- ‘Mijn partner ontvlucht het gebied omdat de dreiging van een grotere aardbeving zoveel angst bij hem veroorzaakt dat hij zich hier niet veilig voelt en niet goed kan functioneren.’
- ‘Langzaam verpieteren we. […] Ik slaap in huis slecht. Ik ervaar het huis vaak als een doodskist.’
- ‘Ook is er psychische – meer dan dat – schade doordat het zeer moeizaam ging, het vertrouwen, veiligheid. Dit uitte zich in het slecht functioneren van mij als persoon (wat mij uiteindelijk geld heeft gekost want ik kon mijn werk niet meer naar behoren uitvoeren), ook in de vorm van hulp in­schakelen van een psychotherapeut. Dat alles leidde tot een hartinfarct sept. 2013 met de bijbehorende gevolgen die ik dan nu nog dagelijks ondervind.’
- ‘Vanaf deze beving zijn we op zoek naar een veiliger wo­ning. Dit geeft veel onverwachte stress, die in alle opzichten in ons leven doorwerkt en kan leiden tot ernstig disfunctio­neren in de naaste toekomst.[...] Wij leven vanaf 16 augus­tus 2012 tot op dit moment in een onveilige ge­van­genis (woning is onverkoopbaar), hetgeen niet bevorder­lijk is voor zowel de geestelijke als de lichamelijke gezond­heid.’
- ‘Het geeft je enorme stress en tast je gezondheid aan. Je verliest elk vertrouwen in de mensheid.’
-‘Ook psychisch heeft dit behoorlijke impact op mij als persoon. Angst voor zware bevingen, stress, paniekaanvallen in de nacht, slapeloosheid en financiële zorgen betreffende de waardevermindering (naar schatting 1/3deel van de koopsom) hebben veel invloed op het dagelijks leven en rust binnen het gezin.’

44. Er is aldus sprake van een situatie waarin een groep burgers al jaren­lang welbewust wordt blootgesteld aan een behandeling die mentaal lijden veroorzaakt. Gevoelens van ‘fear, anguish and inferiority’ hebben zich van een substantieel gedeelte van de Groninger bevol­king meester gemaakt, getuige ook de vestiging van een psycholo­gen­praktijk speciaal gericht op de behandeling van ‘aardbevings­trauma’s’. [34] Een dermate ernstige vorm van ‘ill treatment’ behelst een schending van artikel 3 EVRM, die noopt tot strafrechtelijke vervolging.

3.4 Artikel 8 EVRM

45. Hoewel artikel 8 EVRM geen procedurele positieve verplichting inhoudt, in die zin dat onder omstandigheden strafrechtelijk onder­zoek noodzakelijk is teneinde een verwezenlijking van het daarin neergelegde mensenrechtelijk te garanderen, geldt dat in een schen­ding van artikel 8 EVRM wel een bijkomend opportuniteits­argu­ment kan worden gevonden voor het gevraagde strafrechtelijke onderzoek.

46. Artikel 8 EVRM beschermt naast de fysieke woonruimte ook de kwaliteit van wonen. Schending van artikel 8 EVRM wordt aan­genomen indien er sprake is van een zodanig ernstige aantasting van het woongenot dat er sprake is van een aanzienlijke verminde­ring van het woonplezier. Het gaat dan om een ‘disproportional burden on the individual on behalf of the community’. Artikel 8 EVRM fungeert zo bezien als vangnetbepaling in geval van een te geringe ernst van de ‘ill-treatment’ als bedoeld in artikel 3 EVRM’. Bij de vaststelling van een dergelijke disproportionele last zijn onder andere de intensiteit en duur van de overlast en nadelige effecten op de volksgezondheid van belang.

47. Gevaarlijke industriële activiteiten dienen door de Staat geregu­leerd te worden door het nemen van wettelijke en praktische beschermingsmaatregelen. Bij de toetsing van deze regulering hanteert het EHRM het volgende kader:

a) Was de mate waarin informatie beschikbaar was en indivi­duen hiertoe toegang hadden voldoende;
b) Was de mate waarin getroffenen inspraak hadden in het besluitvormingsproces voldoende;
c) Zijn er voldoende studies geweest naar de mogelijke schade­lijke effecten van de activiteit
d) Zijn er voldoende eisen gesteld aan de vergunninghouder ter beperking van de schade aan burgers en zijn die eisen ook daadwerkelijk vertaald in genomen maatregelen;
e) Zijn betrokkenen voldoende in staat gesteld zienswijzen in te dienen en zijn die zienswijzen voldoende betrokken in de besluitvorming;
f) Heeft er beroep open gestaan tegen de besluiten en kon er in die procedure worden geklaagd over het toekennen van te weinig gewicht aan zienswijzen van individuen in de besluitvorming.

48. Indien de regulering op één van deze punten tekort schiet, kan reeds sprake zijn van een schending van artikel 8 EVRM. Zo was een gebrek aan deugdelijk onderzoek naar de risico’s van gevaarlijke bedrijvigheid al eerder reden voor het EHRM om de Staat op te dragen de riskante activiteiten te staken. [35]

49. Wie het Europeesrechtelijk sjabloon over de conclusies uit het rapport van de Veiligheidsraad legt, kan enkel tot de conclusie komen dat er sprake is van een schending van artikel 8 EVRM.

‘De Onderzoeksraad is van mening dat de NAM – gezien de grootschaligheid van de ingreep en de onbekendheid van de mechanismen in deze ondergrond – onvoldoende invulling heeft gegeven aan de zorgplicht die de NAM als exploitant heeft.’[36]

‘De bij de gaswinning betrokken partijen hebben onvoldoende verant­woording afgelegd aan en gecommuniceerd met de inwoners van de provincie over hoe zij zijn omgegaan met het aardbevings­risico.’[37]

‘Gezien de grootschaligheid van de ingreep in de ondergrond en de onbekendheid van de mechanismen in de ondergrond en gezien de baten van de gaswinning, is de Onderzoeksraad van mening dat NAM onvoldoende invulling heeft gegeven aan de zorgplicht die het bedrijf als exploitant heeft om deze onzekerheden nader te ver­kennen en actief kennis over de gevolgen van haar activiteiten te ontwikkelen. NAM had deze kennis proactief moeten delen en had meer onderzoek moeten doen en entameren naar onzekerheden inzake de veiligheid van de bewoners van het gaswinningsgebied.’[38]

50. Uit dit vernietigende rapport volgt zonneklaar het falen van de over­heid en de NAM als het gaat om het beperken van de bevings­risico’s, een genoegzame informatievoorziening, het meewegen van de belangen van omwonenden en het (doen) verrichten van nader onderzoek gedurende een periode van decennia. In deze evidente en flagrante schending van artikel 8 EVRM ligt het laatste opportu­niteitsargument voor strafrechtelijke vervolging besloten.

51. Conclusie De rechtsstaat is niet gediend bij slaafse lakeien van de politieke macht en ‘jaknikkers in toga’ die hun vingers niet willen branden aan een politiek precair item. Juist in dergelijke kwesties dient de rechterlijke macht zijn rug te rechten en een streep in het zand, of in dit geval de Groningse klei, te zetten indien hij tot het oordeel komt dat er sprake is van strafbare feiten waardoor dag in dag uit de mensenrechten van minderheden met voeten worden getreden. De door aangevers – allen direct gedupeerden – gevraagde strafrechte­lijke vervolging is die streep in het zand. Om deze reden wordt verzocht over te gaan tot strafrechtelijke vervolging van de NAM ter zake artt. 170, onder 2e Sr, 350, eerste lid Sr en 420bis, eerste lid onder b jo. 420ter Sr. Althans een strafrechtelijk onderzoek te starten naar aanleiding van die ter zake deze doleuse delicten gerezen verdenking.

 
Ene Heleen Mees, een econoom en stalker http://tinyurl.com/mgupt7f , heeft een gastcolum geschreven in de Volkskrant dat er te veel overheidsgeld zou gaan naar de noordelijke provincies in Nederland zonder welke deze provincies zouden wegkwijnen. Ik weet niet beter dan dat het andersom is: namelijk dat de Randstad teert op de generaliteitslanden, ze leegplundert http://tinyurl.com/npjhffv en kapot maakt http://www.ondergroningen.nl/wp-content/uploads/2015/09/aangifte-geanonimiseerd.pdf, en er aalmoezen tegenover stelt i.p.v. andersom.

Zonder extra overheidssteun zullen Groningen, Drenthe en Friesland langzaam maar zeker wegkwijnen. In plaats van pappen en nathouden, zoals nu gebeurt, kan van de nood beter een deugd worden gemaakt.

Met beperkte overheidsmiddelen kan zo een zichzelf versterkend proces op gang worden gebracht. Die ontvolking van het noorden vindt
nu ook al plaats, alleen sluipenderwijs.

De noordelijke provincies kunnen voor het overige worden ingericht voor recreatie. Want al die mensen die straks in die veel grotere steden wonen, moeten natuurlijk wel ergens kunnen uitwaaien. http://tinyurl.com/qxcbsfl
 
Dat is dus een zieke vrouw. Maar ze krijgt alle ruimte voor haar opinie omdat ze de agenda vertegenwoordigt. Wat ze schrijft is namelijk pro-Agenda 21: zoveel mogelijk mensen de steden in en zo weinig mogelijk op het platteland. En dus meer schaalvergroting en een blinde focus op economie.

Verbaast me niets dat ze tevens een feminist is (hoe je dat dan weer moet rijmen met dat stalkgedrag (waarbij ze ook naaktfoto's naar haar ex stuurde) weet ik niet). Nou ja, ze heeft een zieke geest. Dat verklaart natuurlijk een hoop.
 
hoi Paradogma, het gaat om de ruimte die ze krijgt, exact. Je zou kunnen zeggen: wat is die mening waard? En deze mening dan afdoen als iets nietszeggends, maar ze is een spreekbuis van rijke psychopaten die achter de schermen proberen een agenda door te drukken. Krimpgebieden worden aangewezen, scholen worden gesloten en het gebied wordt liefst volgezet met horizonontsierende en geldverslindende windmolens, er wordt gewoon verder nog meer gas gepompt en men probeert nog meer schaliegasvelden aan te wijzen: dat soort dingen: dit ondersteunt diezelfde agenda waar jij het over hebt.
 

Forum statistieken

Onderwerpen
4.549
Berichten
554.923
Leden
8.669
Nieuwste lid
BiancKus
Word vaste donateur van dit forum
Terug
Bovenaan