Virustheorie nog eens uitgelegd door een vriendin Ina Diesel
Sinds het begin van de mensheid, hebben medicijnmannen en artsen zich afgevraagd wat de oorzaak van ziekte is en hoe besmettelijkheid werkt. Talrijke mensen worden tegelijkertijd ziek met gelijkwaardige symptomen. Lijdt de mensheid deze uitbraken door toedoen van een boze god of een boze geest? Door een storing in de atmosfeer? Door heksen, of door een miasma misschien? Worden we ziek door één of andere externe invloed? Krijgen we een ziekte van iemand anders? Met de uitvinding van de microscoop in 1670, en de ontdekking van bacteriën, vonden dokters een nieuwe kandidaat om de schuld te geven: piepkleine ééncellige organismen die mensen aan elkaar konden doorgeven door middel van contact en uitademing. De ziektekiemtheorie was geboren. Toch werd deze ziektekiemtheorie niet echt geaccepteerd. Pas 200 jaar later, toen de beroemde wetenschapper Louis Pasteur deze theorie nieuw leven inblies, werd de ziektekiemtheorie al snel de verklaring voor de meeste ziekten. (Pasteur pleegde feitelijk plagiaat). Pasteur geloofde dat een gezond menselijk lichaam steriel was en dat het alleen ziek kon worden wanneer bacteriën het lichaam binnenvielen. Wat houdt de beroemde ziektekiemtheorie in? De ziektekiem theorie gaat er dus vanuit dat ziektekiemen (bacillen) van buitenaf een organisme binnendringen en dat deze bacillen het organisme ernstig ziek kunnen maken met zelfs de dood tot gevolg. Volgens de theorie kunnen de meeste ziektekiemen zich zelfstandig vermenigvuldigen buiten of binnen in het lichaam van een organisme “de gastheer”, een voorbeeld hiervan zijn schimmels en bacteriën. Volgens de theorie zijn er ook ziektekiemen die door de cellen van de gastheer zelf moeten worden vermenigvuldigd, zoals virussen. Omdat virussen zichzelf niet kunnen vermenigvuldigen, zullen virussen op de één of andere manier in de kern van een cel terecht moeten zien te komen, zo is het idee. Plus het virus zal de gastheer cellen zover moeten zien te krijgen dat deze cellen het virus vermenigvuldigen en weer uitscheiden, zodat het virus zich kan verspreiden buiten de cellen en zodoende door het hele lichaam. De theorie gaat er dus vanuit dat het virus “slim” genoeg is om de gastheercellen zover te krijgen dat het Het Paard van Troje niet alleen in de celkern toelaat maar dat het het virus tevens vele malen kopieert. Zodoende laat het virus het organisme zichzelf schade toebrengen, soms zelfs met de dood tot gevolg. Wanneer het lichaam door krijgt dat het een Paard van Troje heeft binnengehaald, probeert het de fout goed te maken. Hiervoor brengt het lichaam - volgens de theorie - een leger in stelling om de zojuist binnengehaalde vijand te bevechten. Wanneer het lichaam er in slaagt als overwinnaar uit de strijd te komen, zal het er tevens voor zorgen dat het de ziektekiem een volgende keer vroegtijdig zal “herkennen”*. Het lichaam is volgens de theorie hierna in meer of mindere mate immuun voor de ziektekiem. Het systeem dat verantwoordelijk gehouden wordt voor het bevechten en herkennen van, en verdedigen tegen, deze binnendringende bacillen, noemt men het afweersysteem of immuunsysteem. Volgens de theorie scheidt het door ziektekiemen “besmette” organisme, de bacillen in grote hoeveelheden weer uit. Via hoesten, ontlasting, wondjes, lichaamsvocht, enz., verlaten de ziektekiemen het geïnfecteerde lichaam, zo luidt de theorie. Eenmaal buiten het lichaam kunnen de bacillen weer door een nieuw organisme via inademing of via een andere weg opgenomen worden. Wanneer een ander organisme virussen/bacteriën binnen krijgt, voltrekt het proces van vermenigvuldiging binnenin de cellen van dit geïnfecteerde organisme zich weer op dezelfde manier. Het andere organisme is nu “besmet volgens het principe van de ziektekiem-theorie”. Niet elk “besmet” organisme wordt echter ziek van de binnengedrongen bacillen. De verklaring die de theorie hiervoor geeft, is het al dan niet hebben van een sterk afweersysteem/immuunsysteem. De theorie gaat er vanuit dat iemand’s sterke afweersysteem een sterke verdediging vormt tegen de binnengedrongen ziektekiemen en deze dus beter zal kunnen bevechten en dat een geschoold immuunsysteem de vijand beter zal kunnen “herkennen” dan wanneer iemand een zwak en/of ongeschoold afweersysteem/immuunsysteem heeft. Louis Pasteur heeft 40 jaar lang getracht om te bewijzen dat bepaalde ziektekiemen verantwoordelijk waren voor bepaalde ziektebeelden (het één ziektekiem = één ziektebeeld idee). Hij nam ziek weefsel uit zieke mensen, bracht deze weefselcultuur over op dieren, meestal door het rechtstreeks in hun hersenen te injecteren, waardoor de dieren ziek werden, en claimde vervolgens dat het de pure geïsoleerde bacteriecultuur was die de dieren had ziek gemaakt. Deze frauduleuze praktijken maakten hem tot de celebrity wetenschapper van zijn tijd. Louis werd door zijn medestudenten gezien als een plagiator en bedrieger. Een tijdgenoot van Louis was Antoine Bechamp (bekend van zijn onderzoeken over fermentatie). Pasteur en Bechamp zagen piepkleine dingetjes in het bloed. Louis koos ervoor deze dingetjes niet verder te onderzoeken. Bechamp onderzocht jarenlang deze dingetjes. Bechamp noemde het microzyma’s en zei dat het oer-organismen waren, die zich in meerdere stadia konden bevinden, al naar gelang de omgeving waarin ze zich bevonden. Volgens Bechamp kwamen bacteriën en schimmels voort uit deze zelfde oer-organismen. Bechamp begreep dat al het leven op aarde afhankelijk was van deze oer-organismen. Wanneer de oer-organismen binnenin een lichaam in evenwicht waren, was dat lichaam ook in evenwicht. Louis Pasteur en Antoine Bechamp stonden lijnrecht tegenover elkaar. Pasteur had echter connecties aan het hof. Louis Pasteur liet zijn laboratorium notities na aan zijn familie met de mededeling dat deze notities nimmer openbaar gemaakt mochten worden. Uiteindelijk moest Pasteur toegeven dat het hem in de veertig jaar niet was gelukt om de besmettelijkheid van bacteriën aan te tonen, wat leidde tot de beroemde woorden die hij uitsprak op zijn sterfbed; “le microbe n’est Rien. Le terrain est tout.” (in dit geval verwijst terrein naar de gezondheidstoestand van het dier of de persoon, en of het dier of de persoon aan gif was blootgesteld of niet). Helaas voor Louis gaf zijn kleinzoon Louis Pasteur Vallery-Radot, de notities aan De Franse Nationale Bibliotheek. In 1914 onthulde professor Gerard Geison van Princeton Universiteit de analysis openbaar. Zo kwam de fraude uit. Toch domineert deze denkwijze nu al meer dan een eeuw de leer der geneeskunde, terwijl onderzoekers in toenemende mate gefrustreerd geraakt zijn omdat zij niet konden bewijzen dat bacteriën ons ziek maken,** Hoewel velen nog steeds blijven vasthouden aan het idee dat bacteriën ons aanvallen en ons ziek maken, zien we de afgelopen jaren echter gelukkig ook een volledige ommekeer in denken van dit heersende medische paradigma, waar het bacteriën betreft. Zo heeft men inmiddels namelijk geleerd dat elke cel in ons lichaam vol zit met bacteriën. (Het spijsverteringskanaal bevat wel tot wel zes pond aan bacteriën). Bacteriën beschermen ons tegen gifstoffen, ondersteunen het immuunsysteem, helpen ons voedsel te verteren, maken vitamines aan, maken enzymen en hormonen en produceren feel good chemicaliën, ruimen afvalstoffen op, en zetten disfunctioneel celmateriaal in ons lichaam om (niets wat bruikbaar is, gaat verloren). Bacteriën die de huid bedekken en het vaginale kanaal bekleden, hebben tal van beschermende functies. Deze ontdekkingen doen twijfels rijzen over veel huidige medische praktijken, van antibiotica tot handen wassen. Maar hoe zit het dan met virussen?? Louis Pasteur vond geen bacterie die hondsdolheid kon veroorzaken en speculeerde over een ziekteverwekker die te klein was om met een microscoop te zien. De eerste beelden van deze kleine deeltjes - ongeveer een duizendste van de grootte van een cel - werden verkregen door de uitvinding van de elektronenmicroscoop in 1931. Deze kleine deeltjes noemde men virussen (van het Latijnse virus voor toxine) Onmiddellijk werd verondersteld dat deze deeltjes gevaarlijke infectieuze agentia waren. Tot op heden is door niemand experimenteel aangetoond dat zuivere bacterieculturen of virussen ziekte overdragen. Toch blijft deze ziektekiemtheorie de basis van het huidig medisch denken. De ziektekiemtheorie ligt immers ten grondslag aan het vaccinatie beleid. Het grootschalige gebruik van antibiotica vindt ook zijn oorsprong in de ziektekiemtheorie van Pasteur, evenals het pasteuriseren van o.a. melkproducten. Wanneer de ziektekiemtheorie onderuit gehaald wordt, raakt de hele farmaceutische industrie in grote problemen en dat dient absoluut voorkomen te worden. De ziektekiemtheorie dient daarom te allen tijde overeind te blijven. Deze ziektekiemtheorie wordt tot op heden om die reden door de farmaceutische industrie uitgedragen op scholen en universiteiten. Dr. Thomas Cowan leerde de theorie van de besmettelijke microben uiteraard ook tijdens zijn opleiding. Dr Thomas werd - naar eigen zeggen - gezien als een irritant ventje tijdens zijn studie geneeskunde. In tegenstelling tot de meeste studenten trok hij al tijdens zijn opleiding dingen in twijfel waarvan hij de logica niet kon vinden. Wat hij in twijfel trok, waren vooral theorieën die gebaseerd waren op wetenschappelijk onderzoek dat werd uitgevoerd door de farmaceutische industrie of voedselindustrie. Thomas zag in zijn natuurlijke omgeving geen bewijs dat deze theorieën klopten. Om zijn diploma te behalen, diende Thomas echter op zijn examens in te vullen wat hem was geleerd tijdens zijn studie. Dr. James Carlson excuseert zich in zijn boek “Genocide, how your doctor’s dietary ignorance will kill you”, naar zijn patiënten. Hij schaamt zich voor het feit dat hij klakkeloos heeft aangenomen dat wat hij leerde op de universiteit, dat dat de waarheid was. Hij schaamt zich voor het feit dat hij anderen voor zich heeft laten denken en zelf niet voldoende heeft nagedacht. De Nederlandse Dr Hans Moolenburgh moet ook een irritant ventje geweest zijn in de ogen van zijn docenten. Van deze arts is de uitspraak “pas na mijn opleiding medicijnen, ging ik geneeskunde studeren”. Ook zei Dr Moolenburgh dat men hem niet in dank afnam dat hij zelf nadacht. Er werd van hem verwacht dat hij de protocollen opvolgde. Volgde hij die protocollen niet op, dan kon hij immers verantwoordelijk gesteld worden voor zijn zelf denkend handelen. Na het behalen van zijn artsendiploma ging Dr Thomas Cowan. op zoek naar bewijzen dat de ziektekiemtheorie daadwerkelijk had bewezen dat virussen, bacteriën en andere microben besmettelijke, potentieel dodelijke ziekten veroorzaakten. Twintig jaar lang bestudeerde hij alle onderzoeksrapporten en kwam tot de conclusie dat de ziektekiemtheorie niet meer was dan een theorie gebaseerd op aannames en slechte, frauduleuze wetenschap. Citaat van Dr Thomas uit het boek The contagion Myth, Why Viruses (including ‘Coronavirus’) Are Not the Cause of Disease: “ “In the mid-twentieth century, virologists apparently came to a fork in the road. With repeated failures to satisfy Koch’s or Rivers’ postulates, it became obvious that viruses don’t cause disease. The scientists could either admit this and all become postmen, butchers, and greengrocers - in other words get honest jobs - or they could proclaim that they changed the rules of logic, hope no one would notice, and possibly get fabulously wealthy and powerful from patents on antiviral medications and vaccins”. Ergens halverwege vorige eeuw stonden virologen kennelijk voor een splitsing in de weg. Zij konden niet aan Koch’s postulaten voldoen (bewijzen dat bacteriën en virussen ziektes veroorzaakten).*** Men had op dat moment de keuze: Of de wetenschappers zouden dit hebben kunnen toegeven en allemaal postbode, slager, groenteman worden - met andere woorden een eerlijk beroep kiezen -. Of ze konden verkondigen dat ze de regels van de logica hadden veranderd, hopend dat niemand het zou opmerken en mogelijk ongelooflijk rijk en machtig worden door patenten op antivirale medicijnen en vaccins. Het moge duidelijk zijn dat Marion Koopmans, Ab Osterhaus, Jaap van Dissel, Diederik Gommers en vele anderen gekozen hebben voor optie twee. Als er dus iets is dat te allen tijde overeind dient te blijven, dan is het de Ziektekiem-theorie. Zonder deze theorie zou het hele kaartenhuis van gecreëerde pandemieën, vaccinaties, antivirale middelen, antibiotica, ontsmettingsmiddelen, mondkapjes en social distancing in elkaar vallen. Op de ziektekiem-theorie is inmiddels een miljarden industrie gebouwd. De ziektekiem theorie gaat er dus vanuit dat ziektekiemen van buitenaf een organisme binnendringen en dat deze ziektekiemen het organisme ernstig ziek kunnen maken met zelfs de dood tot gevolg. Maar hoe bewijs je zoiets? Men kan een bacterie aanbrengen op een voedingsbodem. De bacterie zal zich vermenigvuldigen en dit kun je waarnemen met behulp van een microscoop. Bacterien zijn levende micro-organismen. Met een virus lukt dit niet. Een virus kun je niet kweken. Het verhaal gaat dat een virus een levende cel nodig heeft om zichzelf te kunnen laten vermeerderen, maar: Hoe bewijs je dat virussen een cel binnendringen om zich vervolgens in de celkern te laten vermeerderen? Hoe bewijs je dat deze virus vermeerderingen vervolgens in grote betalen door de cel uitgescheiden worden? Hoe bewijs je dat virussen ziekteverschijnselen, zoals bijvoorbeeld longontsteking, veroorzaken? Hoe bewijs je zoiets terwijl een virus wel honderd keer kleiner is dan een bacterie. Hoe bewijs je sowieso dat microben vanuit de lucht het lichaam binnen gekomen zijn? Virussen zijn met een gewone microscoop niet te zien. Om ze te kunnen zien, heb je een elektronen microscoop nodig. Daarvoor dien je eerst het virus te isoleren. Je wilt immers alleen het virus onderzoeken en geen ander weefsel. Er is een techniek waarmee je een virus zou moeten kunnen isoleren uit weefsel. Maar dat is niet de eerste stap die zou moeten worden gezet. Eerst zou men moeten kunnen aantonen dat het virus van buitenaf in het lichaam is gekomen. Men zou dus ook een lucht monster moeten nemen en daaruit een virus moeten isoleren. Vervolgens dient men een manier te bedenken om dit virus te kunnen volgen in het lichaam. Maar omdat het virus zo klein is, is dit niet mogelijk. Je kunt geen minicamera op een virus bevestigen om het zo te kunnen volgen in het lichaam. Je kunt dus alleen maar aannemen dat dit in theorie zo werkt. En dit is dus precies wat de ziektekiemtheorie is; een theorie. Men neemt aan dat het virus van buitenaf het lichaam binnendringt. Men neemt aan dat het een cel binnendringt. Men neemt aan dat de cel het virus vermenigvuldigt. Men neemt aan dat het virus bijvoorbeeld longontsteking veroorzaakt. Men neemt aan dat één virus verantwoordelijk is voor één ziektebeeld. Maar men kan het niet in beeld brengen. Men zegt dat men bewezen heeft dat het virus bestaat, maar er is nergens documentatie te vinden die dit bevestigt. Men zegt het virus te kennen maar de CDC (Amerikaanse RIVM), geeft toe het virus niet beschikbaar te hebben. Men zegt dat men het virus heeft geïsoleerd, maar er is nergens documentatie te vinden die dat bevestigt. Men zegt dat de ziekteverschijnselen veroorzaakt worden door het virus, maar men kan niet vertellen hoe het virus dit doet. Om toch maar te bewijzen dat virussen (en bacterien) besmettelijke, potentieel dodelijke ziektekiemen zijn, gebruikt de farmaceutische industrie diverse technieken waar men grote vraagtekens bij zou moeten zetten.