Vrije wil
Als we aan voedsel denken dan praten we over brood, groenten, granen enz. en iedereen weet dat het verwerken van voedsel ons organisme energie geeft.
Niettemin zijn er mensen die door voedsel nauwelijks energie krijgen, hetgeen bewijst dat er in de eenheid: ziel, geest en lichaam iets niet in orde is.
Naast lichaamsenergie geven bepaalde voedingsbestanddelen ook geestelijke energie, wel te verstaan: denkkracht en emotionele sterkte.
Het hoeft geen betoog dat het hier gaat om volwaardig voedsel.
Als we over geestelijk voedsel praten dan menen we meestal: voeding, die ons spiritueel sterkt, of die ons spiritueel wijzer maakt en we menen vrijwel nooit een voeding die denkkracht en emotionele kracht geeft.
Toch is er een overeenkomst tussen lichaamsvoedsel en geestelijk voedsel; beide hebben tot doel ons energie te geven, een kracht die ons aanzet tot daden of tot gedachten dan wel tot sterke, goede emoties.
Hongeren kun je in twee opzichten: geestelijk en lichamelijk.
Beide ontberingen onttrekken energie en warmte aan ons en verminderen onze interesse, zowel voor aardse als voor geestelijke doelen.
In de alternatieve geneeskunde is het duidelijk dat er een direct verband bestaat tussen geestelijke en lichamelijke honger.
Er zijn behoeften die niet door lichamelijk voedsel kunnen worden bevredigd.
Het geestelijke hongergevoel kan lichamelijke stoornissen veroorzaken, precies zoals lichamelijke honger dit kan.
Als het lichaam goed wordt doorvoed en deze geestelijke behoeften sterk aanwezig blijven, ontstaan er niettemin lichamelijke klachten.
Het is dus belangrijk dat een mens lichamelijk en geestelijk voedsel krijgt.
Ook hier is een overeenkomst tussen lichamelijk en geestelijk voedsel: de mens eet zoals hij is en dit slaat zowel op lichamelijke, als op geestelijke voeding.
Zoals men niemand lichamelijk voedsel kan opdringen, uitgaande van de ene of andere principiële regel, zo kan men iemand evenmin geestelijk voedsel opdringen, uitgaande van de ene of andere overtuiging.
In beide gevallen verteert het voedsel slecht en kunnen er klachten ontstaan.
Er zijn talloze mensen, die uit lichamelijk, dan wel uit geestelijk voedsel, ernstig ziek worden.
Om hen te helpen moeten beide voedselsoorten veranderen, want aan een uitsluitend eenzijdige verandering heeft men niet veel, hoogstens kan er tijdelijk verbetering zijn.
Wel, wat voor eisen kan men in het algemeen aan geestelijk voedsel stellen: het moet ons innerlijk bevredigen, d.w.z. wij moeten er – precies zoals in het spreekwoord van de paarden – warm, voldaan, rijk van worden.
Hetzelfde wat een goede maaltijd doet.
Zodra iemand zich niet meer bevredigd gevoelt, deugt het voedsel niet meer voor hem.
Mystiek voedsel geeft voeding aan de emoties; intellectuele voeding scherpt het denken.
Toch behoeven geen van beide spirituele rijkdommen te verstrekken. Men kan zich net zo goed mystiek bevredigen aan muziek, ontspanning, kunst e.d. of intellectueel aan boeken, studies, gesprekken.
Geestelijk voedsel moet méér doen dan dit.
Je moet je erdoor innerlijk opengebroken voelen, verruimd, groeiend.
Een uitsluitend intellectuele studie verarmt dikwijls de emoties en omgekeerd.
Het is bekend dat intellect en emotie een eenheid behoren te zijn, dus volwaardig samen behoren te gaan; intellectuele hoogstandjes zoals mystieke extase kunnen onevenwichtigheid in de persoonlijkheid en in het organisme scheppen.
De mens zoekt vrijwel altijd zijn mystieke, dan wel zijn intellectuele honger te bevredigen, dus bepaalt zijn onevenwichtigheid de keuze van zijn voeding.
En dit zien we overal om ons heen gebeuren: de verbazing over de keuze van een medemens.
Iedereen beoordeelt nl. vanuit zijn eigen innerlijke situatie.
De mens is een unicum en kan ook als zodanig ontsporen, met unieke mankementen.
De Hoogste Bron of God staat buiten deze verhouding tussen voeding en keuzen.
Niemand kan tegen u zeggen: u hebt een goede keuze gedaan.
Uw innerlijke disharmonie, dan wel harmonie bepaalt uw persoonlijke keuze en uit uw keuze zou eventueel uw innerlijke standing, uw welzijn, zijn af te lezen.
We verwisselen psychologie, of psychotherapie nogal eens met geestelijk voedsel.
We leven in een tijd dat de honger der eeuwen zich als een machtige kracht naar buiten dringt en een heel pantheon van psychologen, psychotherapeuten en min- of meer religieuze verzorgers nodig maakt.
De rekening van de misstanden wordt altijd na het feit gepresenteerd, nooit eerder.
De meesten van ons zijn emotioneel en intellectueel gemanipuleerd, door suggesties gedeformeerd en verkeren in een verwarrende situatie, waar psychotherapie en religie om de voorgrond strijden. Hierin is een helder, spiritueel, objectief denken en voelen onmogelijk.
Een mens geeft gehoor aan een innerlijke behoefte, een instinctmatige drift die honger bevrediging zoekt.
En wat hongert?
Het hart? De ziel? Het intellect?
Wie weet precies wat er in hem om voedsel vraagt?
Hebben we ooit duidelijk geleerd of begrepen hoe we in elkaar zitten?
Hoe de verhouding is tussen geest (of denken), ziel en lichaam? Weten we ooit precies wat er op een gegeven moment in ons spreekt: de ziel, het intellect of het lichaam?
Kennen we onze ziel? Kennen we onze gedachten?
Kennen we ons lichaam?
De praktijk bewijst dat we niet zo heel erg op de hoogte zijn van deze drie. Meestal laten we ons van buitenaf beïnvloeden zonder eerst de eigen stem aan te horen, hetzij van de ziel, hetzij van het denken, hetzij van het lichaam.
Anders zouden we dat geestelijk voedsel eten dat deze drie hecht aaneensmeedt en deze drie – ieder op de eigen wijze – bevredigt en dus voedt.
De oude Grieken en Egyptenaren gingen hier beter mee om.
In onze tijd van computers verhongert de emotie of het hart en dit tekort wordt dan aangevuld door alle mogelijke cursussen, in Tai Chi, yoga, meditatie, mystieke ceremoniën.
Vandaar dat de cursussen als paddestoelen uit de grond opschieten; er is honger naar emotioneel voedsel.
Een bewijs dat de mens onevenwichtig is.
Dat onze tijd die onevenwichtigheid stimuleert en wel in velerlei opzichten, zoals ook de vervuiling van het milieu, de voeding van lichaam, ziel en geest aantast.
Een verstoort organisme kan zich niet meer oriënteren, het zoekt eenzijdige bevrediging.
Hetzelfde geldt voor de natuur of de aarde: een verstoord aarde-organisme kan zich niet volwaardig voeden, het zoekt eenzijdige waarden.
Als het organisme dorst heeft zoekt het water; als het benauwd is zoekt het lucht; als het koud is zoekt het vuur; als het honger heeft zoekt het vast voedsel en als het geestelijk hongert zoekt het ether, d.w.z. etherische ongrijpbare voedingsstof die bezieling geeft.
Voor de aarde, onze moeder aarde, gelden deze regels eveneens.
Het tragische is dat met de elementen ook de ether wordt verontreinigd. Zodat je kunt veronderstellen dat we ook ons geestelijk voedsel zullen moeten ontberen.
Mensen doen niet alleen aan lucht-, water- en aarde-vervuiling, zij doen ook aan ethervervuiling.
Ethervervuiling gebeurt ook door onze gedachten en onze gevoelens, zelfs al zijn deze verborgen.
Natuurkundig reinigt de ether zich – buiten door mensen – ook door de maan en de dauw.
De zon sterkt de ether, voedt de ether, de maan reinigt haar.
De nachttijd is onze reinigingstijd.
Als alles goed verloopt natuurlijk.
De zon, zowel als de maan, zijn echter mede afhankelijk van de lucht, de lucht die wij verzieken.
Door een algemene milieuvervuiling ontkrachten we dus de bronnen die voeden en reinigen en zo komen we in een vicieuze cirkel terecht, waaraan we slechts kunnen ontsnappen door een afdoende ingreep, een massale ingreep.
Wij voeden ons ‘s nachts, via onze ademhaling, méér met ether dan overdag.
Vermoeid opstaan betekent dat we die etherkracht hebben gemist: hetzij door vuile lucht, hetzij door een overactiviteit van het denken of de gevoelens.
Het reinigingsproces kon hierdoor niet plaatsvinden en dus kunnen we onze kracht niet hervinden.
Er zijn mogelijkheden om de reinigende of voedende etherconcentraties te verzamelen, te bundelen.
Dit kan door groepjes mensen gebeuren, en de soort of kwaliteit van de ether is uitsluitend afhankelijk van het soort mensen.
Niemand kan oproepen of uitstralen wat hijzelf niet bezit.
Die etherconcentraties noemen we een veld, soms is het een krachtveld, soms een vernietigend, soms een wurgend veld.
Maar het vormt altijd een krachtbundeling.
Ieder mens die geconcentreerd met iets bezig is, straalt een ether uit en deze is in overeenstemming met wat hij doet, denkt of voelt.
Breng verschillende mensen tezamen dan wordt zulk een veld sterker en degene die daarbinnen komt, baadt zich erin, tot zijn verderf of tot zijn herstel, of – en dat gebeurt ook – het glijdt langs hem af, het doet hem niets.
Iets wat ons niets doet, heeft geen enkele connectie met ons, blijft voor ons ongevaarlijk.
Of het ons “niets doet” kan beoordeeld worden naar onze gevoelens en onze gedachten daarna of soms naar onze lichamelijke klachten, enkele dagen, soms enkele weken, daarna.
Dan wordt de rekening gepresenteerd.
Het inhaleren van zulk een etherisch veld heeft nl. gevolgen in ons organisme. De ene mens is gevoeliger, kwetsbaarder dan de andere.
Dit is afhankelijk van zijn eigen uitstraling, zijn eigen etherkracht, die afweert, reinigt, onaantastbaar blijft.
En er wordt heel wat etherische kracht op ons uitgestraald, zelfs via beelden.
Onze ogen absorberen, maar kunnen ook afweren.
Wij leven in de tijd van de beelden: computerschermen zijn beeldend; de T.V. is beeldend; de reclame is beeldend.
Wij groeien op met stripverhalen, beelden dus.
En beelden voeden of ontkrachten via de ogen.
Wie beheerst zijn blik, wie beheerst het rechteroog – de zonnekracht, of het linkeroog – de maankracht?
Het oog staat regelrecht in binding met de ziel, met het denken en met het hart. Als beide ogen op elkander zijn afgestemd: dus de ene voedt en de andere reinigt het voedsel, gaat er harmonie naar de ziel.
Vandaar dat kijken zo vermoeiend is, de ogen zijn intens actief en soms bestrijden zij elkander, of de ene kan niet voeden en het andere kan niet reinigen.
De ogen inactief houden, zoals bij onbewust kijken, is uitermate inspannend. Als de ogen tevreden zijn – vrede hebben – worden denken, hart en ziel gevoed.
Vandaar dat het aanschouwen van schoonheid, zoals de Grieken dit beoefenden, harmonie geeft voor het gehele wezen.
Geestelijk voedsel komt via de zintuigen binnen: de ademhaling en de reuk; de ogen en het zien; het voelen en de huid; het smaken en de tong; de ziel en de ether.
De ether bevindt zich zowel in de reuk, in het zien, als in het voelen en het smaken. Zo zitten we dus vast aan de vijf elementen die ons omringen en die we, met ons allen, verknoeien.
Onze zintuigen zijn afhankelijk van de elementen, maar eveneens dienaren van het organisme en hopelijk ook dienaren van de geest of de ziel.
Dit is een groeiproces: zintuigen die worden veranderd door goede geestelijke voeding, door sterkende elementen, door innerlijke reiniging, het openbreken van wat levenslang verborgen was.
Dus goede geestelijke voeding doet iets in ons; is dit niet het geval dan is er geen of nauwelijks verbinding tussen het aangeboden voedsel en onszelf.
Iets dat wordt verteerd maakt zijn kracht vrij en, zoals het woord zegt: verwarmt ons.
Indien dit niet gebeurt kunnen er twee obstakels zijn: of wij zijn niet in staat het voedsel te verteren, dus is het niet voor ons, of het is minderwaardig voedsel en wij zijn niet in staat, om de een of andere reden dit te weigeren.
Laten we wel inzien dat wij het voedsel bepalen en niet andersom.
Het voedsel is ondergeschikt aan onze keuze.
Iemand kan zich slechts veranderen, heiligen, reinigen, innerlijk verrijken, wanneer hij voedsel tot zich neemt dat aansluit bij zijn geestelijke verteringsmechanisme.
Geen enkel onheilig mens kan zich heilig eten, maar heiligen voeden zich wel anders, hun keuze bepaalt hun voeding.
Hoevele leven en voeden zich niet z.g. “boven hun stand” en veranderen niets?
Het enige is dat zij een levensstaat moeten ophouden die niet bij hen past, met alle gevolgen van dien.
Geestelijk voedsel is niet bepalend voor ons, wij zijn bepalend voor het geestelijk voedsel.
Wij bepalen wat we nemen uit de aangeboden verscheidenheid en wij bepalen of wij genoegen nemen met de aantasting van de elementen, die zo noodzakelijk zijn voor de overleving van geest, ziel en lichaam.
Het is onze keuze of we besluiten onder te gaan in de massa en af te wachten of we het redden, dan wel ons op te richten en het heft in handen te nemen.
De weerbaren zijn altijd degenen die innerlijke kracht bezitten: de objectief voelenden, de helder denkenden, de innerlijk gereinigden, dus opengebrokenen.
De keuze, hoe deze ook komt, blijft aan ons, dit is de veelgeprezen vrije wil.
Moge onze keuze ons zegen brengen!