Wat te denken van deze kwestie:
http://media.tpo.nl/2017/09/10/docente-nederlands-censureert-schrijfster-stella-bergsma-want-vunzige-porno/
Hoewel ik als eerste op de bres sta voor vrijheid van meningsuiting en tegen de neiging van vrouwen om censuur toe te passen als bepaalde meningen worden geuit die hen niet aanstaan, moet ik het nu toch echt opnemen voor deze vrouwelijke docent. Als docent weet ik nl. maar al te goed dat je een enorme verantwoordelijkheid draagt om de beinvloedbare geesten van jonge mensen niet te vervuilen.
Het feit dat een 'rechtse' site als TPO met de proza van Stella Bergsma geen probleem heeft, geeft aan hoezeer het links-progressieve cultuurrelativisme zich reeds meester heeft weten te maken van de rechterkant van de politiek. Het 'moet allemaal maar kunnen', vindt ook TPO. Nou, dat vind ik dus niet! Hier een veelzeggend citaat uit het verhaal van Bergsma:
Je zit op de fiets en bent geil. Misschien wel voor het eerst van je leven. In ieder geval voor het eerst buiten je nachtelijke masturbatiebedje. Buiten, overdag. Gewoon in de openlucht. Je moet erom lachen, je zingt, slingert met je stuur en zwiept je benen heen en weer. Zestien ben je en je verlangt je helemaal suf. Hunkert je het leplazarus. Handen op je lijf, tussen je benen. Je voelt het daar, terwijl de wind langs je lichaam suist.
Het is warm, je draagt een hemdje en een kort broekje. Je hebt een nieuwe bh met ruitjes en strikjes en toestanden. God, wat verleidelijk allemaal. Aardbeitjes, kersjes, meisjes zo vers. Kom ze plukken! De borstjes vol toeters en bellen. Bolletjes als je naar beneden kijkt, prachtig ronde bolletjes. Je kocht een presenteerblaadje voor ze, met beugels. Ze lijken er wel uit te willen springen in iemands grote handen. Ze opereren bijna zonder jou. Ze neigen, reiken naar een streling. Hier zijn ze, hier ben ik, denk je. Ik ben sexy. Sexy, zeg je zacht. Sex…aye. Ik ben een vrouw, vrouw, vrouw, zie me, neem me nou.
Je fietst harder en harder, je kruis op het zadel. Je wrijft het heen en weer en sluit je ogen. Lekker. Ik durf hier met mijn ogen dicht te fietsen, klootzakken. Ik ben roekeloos, ik ben hitsig, ik ben mooi, denk je. Mooi en jong en ik wil, wil, wil wat af. Godverdomme, wat wil ik. Ik wil zo hard, dat de aarde schudt. Ik wil met een woede die in me woedt. De zon is overal, vult de kieren van je geest. Ik wil voelen, denk je. Alles. Ik ben zo rijp dat ik barst. Vrij ben ik. Ik vlieg langs de stomme mensen, met hun blikken op de dood, in hun blikken op wielen. Met hun verbeten haast. Opgesloten zitten ze in hun auto’s en levens en ik zweef erlangs. Je lacht ze uit in gedachten, je schaamlippen tegen het zadel. Ik doe wat ik wil, mensen. Intens gelukkig ben je, in de warme lucht.
Zou jij als ouder willen dat je dochter dit op de literatuurlijst had staan op school? Onze generatie is al vervuild door de vunzigheid van Jan Cremer en Jan Wolkers, dat was toen 'progressief'.
Maar ik ga het niet helemaal opnemen voor deze afkeurende docent. Het zijn passages zoals hierboven waar ze (m.i. terecht) over viel. Waar ze echter niet over viel zijn passages zoals deze:
Dan zie je iets. Er staat een man, midden in de bosjes. Hij staat daar en doet niets. Stil met zijn gezicht van je af. Plast hij? Nee, hij lijkt te wachten. Als je dichterbij komt draait hij zich om. Hij heeft een snor. Hij kijkt je aan en zegt niets. Je durft er niet langs, maar gaat toch. Heel snel. Vluchtig mompel je iets wat op gedag lijkt. Wat zeg je in godsnaam tegen een man die in de bosjes staat? Je fietst verder en voelt hem nog in je rug. Hij trekt messen en geweren, zwaait zijn lange armen in je richting en spreidt twee enorme handen. Je durft niet om te kijken. Een onbestemd gevoel trekt door je heen. Alsof je op een hoge brug fietst. Hoogte op de grond. De lucht lijkt dikker geworden. De insecten hebben ondoordringbare wolken gevormd. Je lichaam lijkt zich te spannen voor gevaar, maar niet goed te weten van welke kant het komt.
Ik wil naar huis, denk je, maar ik weet de weg niet. Je stopt, durft niet verder. De dag is weer die helverlichte doos geworden waar je uit wilt. Die zonnefoto waar je niet voor wilt poseren. In het water moet je, kopje onder. Lekker spetteren, terwijl de vogels kwetteren. Waarheen? Niet terug langs die man. Niet blijven staan ook. Eruit moet je, maar als je doorfietst kom je helemaal in niemandsland. Je wilt weer terug naar de auto’s, weg uit deze klamme leegte die niet leeg is. Dat hele Naarderbos kunnen ze in hun reet steken. Dan maar geen vrouw van de wereld. Wegwezen hier. Tief op met die hele zomerdag, denk je. Rol hem op en steek hem waar de zon eindelijk dooft.
Zonder dat je echt weet wat je doet begin je terug te fietsen. Eerst langzaam, dan steeds haastiger. Je schiet langs de man, die er nog net zo staat. Hij trekt zijn wenkbrauwen op. Meer in jouw gedachten dan in het echt, want je kijkt niet. Nog nooit zag je zoiets engs als een man met een snor die ergens stil staat. Geen hond, geen picknickmand, geen zwembroek, geen reden. Weg van die man, in godsnaam.
Een klein paadje nog, verderop een parkeerplaats en dan ben je bijna terug bij de snelweg. Je ziet een auto staan, een bruine verlaten auto. Alles heeft zoveel betekenis hier. Ineens is daar nog een man. Hij komt aanlopen op het pad en stopt voor je. Je kunt er niet langs. Hallo, zegt hij. Hij legt zijn handen op je stuur. Een middelbare man, zonnebril, een scheve lach, gelig blond haar met grijs erdoor. Mooi weer, hè? Je knikt. Je trekt een vriendelijke dank-voor-dit-superleuke-zomergesprek-en-nu-ga-ik-weer-verder-glimlach, maar voelt je lippen trillen. Het is niet goed.
Ik zag je fietsen, zegt hij. Je zag er zo geil uit. Hij is me gevolgd, denk je. Het was die auto die ik hoorde. Ben je geil, vraagt hij. Ineens lijkt alles zo klein en nauw, alsof je door het verkeerde eind van een verrekijker staart. De dag is in elkaar geklapt. Nee, zeg je. Je bent niet geil. Daar sta je dan met je presenteerblaadje, je schaamlippen tegen het zadel, je rijpe bolletjes. Hij kijkt ernaar. Door zijn zonnebril heen zie je hem turen. Het duurt lang. Je voelt je adem wapperen. Je bent onder water, op de bodem van het zwembad, de lucht is het oppervlak. Je moet naar boven, onder zijn blik vandaan. Hij lacht nog altijd scheef en ontbloot wat tanden. Ben je nog maagd? Je aarzelt en geeft dan antwoord.
Opeens laat hij met een hand je stuur los en graait naar je borsten. Het is alsof zijn handen grauw zijn van modder. Alsof hij zwarte vegen maakt in de lucht. Je deinst naar achteren. De snor, denk je ineens. De man met snor moet vlakbij zijn. Mijnheer, roep je. Je fiets valt en schaaft langs je been. De zonnebril schiet ervandoor. Alsof er een hele politiemacht achter hem aan zit rent hij naar zijn auto. Daar is de snorreman. Hij kijkt bezorgd. Alles goed, vraag hij. Je ziet de bruine auto wegscheuren, overdreven met stofwolken, als in een slechte actiefilm. Wat gebeurde er, vraagt de snor vriendelijk. Je staat tegenover hem. Je fiets op de grond.
Als je bukt om hem te pakken, wil hij helpen. Nee, denk je. Hij moet uit de buurt blijven. Onhandig raap je je fiets op en je probeert erop te klimmen. Je weet dat hij aardig doet, maar wil alleen maar weg. Alles is goed, zeg je. Bedankt. Wacht, roept de snor. Kan ik iets doen? Kan ik helpen? Maar je bent al weg. Weg, weg, weg van hier. Van mannen in natuurgebieden. Je fietst als een razende. Had je maar wat aan. Het lijkt alsof je naakt op die fiets zit, tussen de striemende takken. Weg uit dit kutbos. Weg uit de dag, uit de zomer. In bed, onder de dekens in het donker, onder de grond.
Je probeert niet om je heen te kijken. Misschien staan er wel overal mannen. Misschien staat de natuur vol met wachtende mannen. Als een soort reigers. Je fietst langs de plassen, de kraaien, hobbelt over kuilen. Ergens denk je dat de snormijnheer en de zonnebril er nog zijn. Achter je aan rennen, aan je bagagedrager trekken. Je mag absoluut niet stoppen.
Beschrijft Stella Bergsma hier soms moslimmannen? De snor doet zoiets vermoeden. Want, enkele uitzonderingen daargelaten, er is geen enkele blanke, westerse man waar dit hete meisje zich bedreigd door hoeft te voelen. En waarom is het werkelijke schandaal niet dat mannen hier voor de zoveelste keer worden afgeschilderd als potentiele aanranders en verkrachters?! Een gemiste kans voor TPO...
Mike