Het was even schrikken voor medewerkers van de Schotse dierentuin toen het pinguïnstelletje Eric en Dora lesbisch bleek te zijn. Eric was namelijk helemaal geen mannetje en moest worden omgedoopt tot Erica. De pinguïns bleven koud onder alle opwinding. Voor hen was het de normaalste zaak van de wereld. Ze gaan wel vaker duurzame, homoseksuele relaties aan. In de New Yorkse zoo zijn de mannetjespinguïns Roy en Silo al zes jaar gelukkig samen. Ze adopteerden zelfs een ei, broedden het gezamenlijk uit, en brachten het kuiken succesvol groot. Geen probleem.
Voor wetenschappers is het echter wél een probleem. Theoretisch kan homoseksualiteit namelijk helemaal niet voorkomen in de dierenwereld. Volgens de seksuele selectietheorie van Darwin overleeft alleen degene die zich voortplant. Als mannen alleen met mannen seksen en vrouwen alleen met vrouwen, krijgen ze geen kinderen. Homoseksualiteit – als zij al had bestaan – zou volgens de evolutieleer allang uitgestorven moeten zijn. In zijn boek De parende geest zegt evolutionair psycholoog Geoffrey Miller hierover: ‘Geen enkele bioloog heeft ooit een geloofwaardige theorie opgesteld die verklaart hoe homoseksualiteit kon ontstaan bij een zich seksueel voortplantende soort. Het feit dat één à twee procent van de moderne mensen homoseksueel is, is een
echt evolutionair raadsel.’
Biologe Joan Roughgarden van de Stanford universiteit in Californië denkt dat ze een verklaring heeft. In haar pas verschenen boek Evolution’s Rainbow poneert ze een boude stelling: Darwin had het mis. Homoseksualiteit komt in de natuur simpelweg te vaak voor om een afwijking of een foutje te zijn. We moeten af van onze traditionele opvattingen. De seksuele selectietheorie voldoet niet meer: seks dient voor meer dan alleen de voortplanting.
Homoseksuele zeekoeien
Vaak wordt gedacht dat homoseksualiteit alleen bij mensen voorkomt. ‘Onnatuurlijk’, vinden sommigen het. Want een mens hoort zich – net als een dier – voort te planten. Doe je dat niet, dan klopt er iets niet, is de gedachte. Homoseksueel verlangen is dus een afwijking, een perversiteit, een verkeerde keuze.
Volgens de Amerikaanse bioloog Bruce Bagemihl is echter haast geen enkele diersoort strikt hetero. Een paar jaar geleden publiceerde hij een uitgebreid boekwerk dat het homoseksuele gedrag in kaart brengt van meer dan 470 diersoorten.
Hij beschrijft mannelijke giraffen die als voorspel hun lange nekken liefdevol om elkaar kronkelen, en stoere leeuwen die elkaar bestijgen. Evenals mannelijke orang-oetans die elkaar oraal bevredigen, zeekoeien die zich in homo-erotische orgieën storten, vampiervleermuizen die erecties krijgen als ze elkaar verzorgen en lesbische zeemeeuwen die samen eieren uitbroeden. Zelfs egels, struisvogels, hagedissen, forellen en fruitvliegjes gaan wel eens met de eigen sekse in de weer. De gedragingen lopen uiteen van hofmakerij tot ouderschap en paring (die soms zelfs eindigt in een orgasme). En dat zijn geen eenmalige uitspattingen. Bij alle diersoorten die Bagemihl beschrijft, is homoseksueel gedrag regelmatig waargenomen. En als we beter kijken, vinden we vast nog meer homoseksualiteit in de dierenwereld, aldus Bagemihl.
‘Geruststellen’
Bagemihl’s boek werd over het algemeen positief ontvangen, maar dat was ooit anders. Toen Linda Wolfe in de jaren zeventig ontdekte dat makakenvrouwtjes seks hadden met elkaar, stuitte ze op veel weerstand. Andere onderzoekers beweerden dat de aapjes zich vergisten, beschuldigden haar van fraude, en maakten suggestieve opmerkingen over Wolfe’s eigen seksuele voorkeur.
Onderzoeker Valerius Geist probeerde jarenlang zijn eigen ontdekking – dat bergrammen andere rammen bestijgen – te verklaren door het te beschouwen als agressief, dominant gedrag. Tot hij moest toegeven dat een deel van de rammen echt helemaal geen interesse had voor vrouwtjes. Zo’n acht procent van de schapen is homo, weten we nu.
‘Geruststellen’, ‘groeten’, ‘spanningsregulatie’, ‘voedsel uitwisselingsgedrag’, ‘spel’: onderzoekers hadden allerlei omschrijvingen voor een bonobovrouwtje dat haar geslachtsdelen tegen die van een ander wijfje wreef en daarbij kreetjes slaakte van plezier. Als het maar geen seksueel genot was, laat staan homoseksuele geaardheid. De onderzoekers waren niet per se homofoob. Er was gewoon geen plaats voor homoseksualiteit in de evolutietheorie. Maar daar zou wel eens verandering in kunnen komen.
Succesvolle homozwanen
Verschillende onderzoekers hebben geprobeerd te verklaren waarom homoseksualiteit bestaat. Een van hen is de ontdekker van het homo-gen, Dean Hamer. Hij denkt dat homo-genen hebben overleefd, omdat ze een belangrijk evolutionair voordeel met zich meebrengen dat het gebrek aan nakomelingen compenseert. Het kan bijvoorbeeld zijn dat mannen die het homo-gen hebben, maar zelf geen homo zijn, meer kinderen krijgen dan heteromannen zonder het gen. Zo zouden de dragers van het homo-gen meer vrouwen kunnen aantrekken, omdat ze gevoeliger, creatiever en charmanter zijn dan andere heteromannen, of ze kunnen een buitengewoon groot libido hebben. Door een dergelijk mechanisme kan het homo-gen worden doorgegeven en kan homoseksualiteit blijven bestaan.
Een andere mogelijkheid is dat de genen die homoseksueel gedrag bepalen óók altruïstisch gedrag bevorderen. Daardoor zouden mensen of dieren die zelf geen nakomelingen voortbrengen, wel een speciale bijdrage kunnen leveren aan het grootbrengen van kinderen van familieleden. Als die kinderen daardoor meer kans maken om te overleven, hebben ook de homo-genen meer kans om te overleven. Dit is echter allemaal speculatie. De theorieën moeten eerst uitgebreid worden getest .
Dat homo-ouderschap een voordeel kan zijn in de evolutie, blijkt uit het gedrag van zwarte zwanen. Twee mannelijke zwarte zwanen die een vrouwtje eieren laten leggen en haar vervolgens verjagen om ze samen uit te broeden, zijn succesvoller in het grootbrengen van de kuikens dan heteroseksuele ouders. De twee mannetjes kunnen een groter territorium verdedigen, waardoor gemiddeld tachtig procent van hun jongen overleeft, tegenover dertig procent bij heteroparen.
Sociaal glijmiddel
Joan Roughgarden wil de seksuele selectietheorie van Darwin vervangen door een sociale selectietheorie. Om te overleven, is het volgens haar net zo belangrijk om vriendschappen te onderhouden, controle te hebben over voedselbronnen en een goede plek in de groepshiërarchie te veroveren. Homoseksueel contact kan daartoe bijdragen. Seks dient volgens haar niet alleen voor de voortplanting, zoals Darwin altijd dacht, het is ook een belangrijk sociaal glijmiddel.
Dat Roughgarden een punt heeft, zien we misschien wel het best aan het gedrag van de bonobo, de oversekste dwergchimpansee die bekendstaat als het meest aan de mens verwante dier. Het merendeel van de bonobo’s is biseksueel. Sommige verdelen hun aandacht ongeveer gelijk over de verschillende seksen, maar andere geven voor negentig procent de voorkeur aan soortgenoten van hetzelfde geslacht. De bonobo’s hebben sowieso aan de lopende band seks, op alle denkbare manieren. Als een nieuw bonobo-vrouwtje in de groep komt, gaat ze zo snel mogelijk een potje gg-wrijven (genito-genitaal wrijven) met een hooggeplaatst wijfje in de groep. De vrouwtjes bewegen hun bekken ritmisch, terwijl ze elkaar in de ogen kijken en hun geslachtsdelen tegen elkaar wrijven. Op die manier maakt het nieuwe vrouwtje zich snel populair.
Als er voedsel verdeeld moet worden, nodigen de bonobo’s elkaar eerst uit voor seks, om vijf à tien minuten later in alle rust aan het eten te beginnen. Terwijl bij chimpansees het verdelen van voedsel vaak tot ruzie leidt, voorkomen de bonobo’s agressiviteit door middel van seks.
De natuur oordeelt niet
Het is nog maar de vraag wat de natuurlijkheid van homoseksualiteit precies betekent voor homo’s. Aan de ene kant kan een biologische verklaring voor hun geaardheid prettig zijn. Het gaat immers tegen de culturele verklaring in, die ervan uitgaat dat homoseksualiteit een foute keuze is, die afgeleerd kan worden als men voor het rechte pad kiest. Sommige mensen zullen echter altijd wel een reden vinden om homoseksualiteit verwerpelijk en pervers te vinden. Zijn de dieren het niet, dan heeft de natuur het ‘niet zo bedoeld’, zijn ze het wel, dan moeten wij mensen ons niet verlagen tot het niveau van de beesten.
De boodschap van Joan Roughgarden is helder: onze traditionele opvattingen over man en vrouw, homo en hetero, moeten overboord. De natuur maakt namelijk geen onderscheid, alles is mogelijk. Er zijn dieren die man en vrouw tegelijk zijn, dieren die van geslacht veranderen, dieren die masturberen, biseksuele dieren en dieren die doen alsof ze van het andere geslacht zijn.
Eén ding is opvallend: in de dierenwereld komt homohaat niet voor. Seks met soortgenoten van hetzelfde geslacht is volledig geaccepteerd. Zo zijn Roy en Silo even belangrijk in de pinguïngroep als alle andere, en werd Eric niet verstoten door zijn soortgenoten toen hij Erica bleek te zijn. De natuur oordeelt niet. In het oordelen is de mens wél uniek. Misschien is dat pas echt onnatuurlijk.