Hoe het ooit begon:
In het Lemurische tijdperk gebeurde iets bijzonder,
de meisjes in die tijd werden anders opgevoed dan de jongens
Bij de meisjes was het belangrijk dat zij een krachtige fantasie zou ontwikkelen,
zij werden opgeleid om de natuur in al haar schoonheid te ervaren
en daardoor ontwikkelen er bij de meisjes de aanleg tot dromen, tot fantaseren
en dat werd in die tijd erg gewaardeerd.
Het meisje leerde als het ware het fantaseren en dromen van de natuur zelf.
En zo brachten de vrouwen in het Lemurische tijdperk
bijzonder krachten tot ontwikkeling
Haar natuur-verbonden verbeeldingskracht
werd de basis voor een hogere ontwikkeling van het voorstellingsvermogen.
Zij waren het die de krachten van de natuur in zich opnamen
en deze in haar ziel lieten nawerken.
En dit was tevens de basis van het geheugen
en met het geheugen kwam tevens het vermogen tot begrip.
De mannen handelden meer uit de wilsontwikkeling,
instinctief of hij reageerde vanuit de impulsen van de natuur
maar het was vanuit het vrouwelijke aanleg
dat de eerste voorstellingen van 'goed en kwaad' ontstonden.
In het vrouwelijke element ontstond een invloed door het gemoed,
door de innerlijke krachten van de mens.
Door de vrouw ontstond de kiemen van het rechtsleven,
want had de man de natuurkrachten aanschouwd en gehanteerd,
het was de vrouw die er uitleg aangaf.
De vrouw was de eerste die een nieuwe manier van leven ontdekte,
namelijk een leven door nadenken.
Door haar geheugen had de vrouw het vermogen verworven
van de ervaringen en ondervindingen,
die zij eenmaal hadden opgedaan, voor de toekomst profijt te trekken.
Wat gisteren doelmatig was gebleken, paste ze heden toe,
en het was haar duidelijk, dat het morgen ook van nut zou zijn.
De samenleving werd dan ook door haar ingericht.
Onder haar invloed ontwikkelen zich de begrippen van 'goed en kwaad'.
Door een leven van nadenken
had zij een begrip gekregen voor de natuur
Door het gadeslaan van de natuur kwam de vrouw tot de voorstellingen,
volgens welke zij het doen en laten van de mensen leidde.
Het hogere leiders van het Lemurische ras, dit waren de leiders van hogeraf,
hadden het zo ingericht dat de wilsnatuur van de mannen, hun overvloed aan kracht,
veredeld en gelouterd werd door de ziel van de vrouw.
De hogere leiders gebruikten de ontwaakte zielenleven van de vrouw als omweg
om het zielenleven van de mannen tot ontwikkeling te brengen.
De vrouw had grote invloed,
men moest bij haar raad vragen als men de tekenen van de natuur
wilden verklaren
De geheimen van de natuur onthulden zich voor de vrouw.
Alles was voor haar bezield
zij gaven zich over aan het geheimzinnig weven van hun zielenkrachten
Het waren 'innerlijke stemmen',
die tot haar gesproken werd door planten, dieren, stenen
wind en wolken, het suizen van de bomen, enz.
Hieruit ontstond de religie
Wat nu gebeurde was dat bij de vrouw die bij haar innerlijk leefde,
het zich omzette in een soort natuurtaal
Want in het begin van de spraak ligt in ons iets, dat op gezang lijkt.
De kracht van de gedachte zette zich om in de hoorbare kracht van de klank.
Het innerlijk ritme van de natuur weerklonk van de lippen van 'wijze' vrouwen.
Men schaarde zich om zulke vrouwen heen
en beleefde in haar als het ware gezongen zinnen de uitingen van hogere machten.
De menselijke godsdienst heeft zijn aanvang genomen.
Bron; Uit de Akasha-Kroniek door Rudolf Steiner
In het Lemurische tijdperk gebeurde iets bijzonder,
de meisjes in die tijd werden anders opgevoed dan de jongens
Bij de meisjes was het belangrijk dat zij een krachtige fantasie zou ontwikkelen,
zij werden opgeleid om de natuur in al haar schoonheid te ervaren
en daardoor ontwikkelen er bij de meisjes de aanleg tot dromen, tot fantaseren
en dat werd in die tijd erg gewaardeerd.
Het meisje leerde als het ware het fantaseren en dromen van de natuur zelf.
En zo brachten de vrouwen in het Lemurische tijdperk
bijzonder krachten tot ontwikkeling
Haar natuur-verbonden verbeeldingskracht
werd de basis voor een hogere ontwikkeling van het voorstellingsvermogen.
Zij waren het die de krachten van de natuur in zich opnamen
en deze in haar ziel lieten nawerken.
En dit was tevens de basis van het geheugen
en met het geheugen kwam tevens het vermogen tot begrip.
De mannen handelden meer uit de wilsontwikkeling,
instinctief of hij reageerde vanuit de impulsen van de natuur
maar het was vanuit het vrouwelijke aanleg
dat de eerste voorstellingen van 'goed en kwaad' ontstonden.
In het vrouwelijke element ontstond een invloed door het gemoed,
door de innerlijke krachten van de mens.
Door de vrouw ontstond de kiemen van het rechtsleven,
want had de man de natuurkrachten aanschouwd en gehanteerd,
het was de vrouw die er uitleg aangaf.
De vrouw was de eerste die een nieuwe manier van leven ontdekte,
namelijk een leven door nadenken.
Door haar geheugen had de vrouw het vermogen verworven
van de ervaringen en ondervindingen,
die zij eenmaal hadden opgedaan, voor de toekomst profijt te trekken.
Wat gisteren doelmatig was gebleken, paste ze heden toe,
en het was haar duidelijk, dat het morgen ook van nut zou zijn.
De samenleving werd dan ook door haar ingericht.
Onder haar invloed ontwikkelen zich de begrippen van 'goed en kwaad'.
Door een leven van nadenken
had zij een begrip gekregen voor de natuur
Door het gadeslaan van de natuur kwam de vrouw tot de voorstellingen,
volgens welke zij het doen en laten van de mensen leidde.
Het hogere leiders van het Lemurische ras, dit waren de leiders van hogeraf,
hadden het zo ingericht dat de wilsnatuur van de mannen, hun overvloed aan kracht,
veredeld en gelouterd werd door de ziel van de vrouw.
De hogere leiders gebruikten de ontwaakte zielenleven van de vrouw als omweg
om het zielenleven van de mannen tot ontwikkeling te brengen.
De vrouw had grote invloed,
men moest bij haar raad vragen als men de tekenen van de natuur
wilden verklaren
De geheimen van de natuur onthulden zich voor de vrouw.
Alles was voor haar bezield
zij gaven zich over aan het geheimzinnig weven van hun zielenkrachten
Het waren 'innerlijke stemmen',
die tot haar gesproken werd door planten, dieren, stenen
wind en wolken, het suizen van de bomen, enz.
Hieruit ontstond de religie
Wat nu gebeurde was dat bij de vrouw die bij haar innerlijk leefde,
het zich omzette in een soort natuurtaal
Want in het begin van de spraak ligt in ons iets, dat op gezang lijkt.
De kracht van de gedachte zette zich om in de hoorbare kracht van de klank.
Het innerlijk ritme van de natuur weerklonk van de lippen van 'wijze' vrouwen.
Men schaarde zich om zulke vrouwen heen
en beleefde in haar als het ware gezongen zinnen de uitingen van hogere machten.
De menselijke godsdienst heeft zijn aanvang genomen.
Bron; Uit de Akasha-Kroniek door Rudolf Steiner