Nee, mensen aub. lees nou eens. Jullie nemen zomaar aan wat Mike beweert wat ik schrijf en ik heb nooit gezegd dat het zwarte ras onder het blanke ras staat. Alles begint bij het zwarte ras. Daar begint de evolutie. Oke, hebben jullie dit? Dan beleef je verschillende levens zowel als in het vaderlijke lichaam en het moederlijke lichaam. Dan na de eerste 3 graden komen we uit het oerwoud. Nu die 'we' bedoel ik ziel en geest mee. Lichaam is maar BIJZAAK uiteindelijk. Hebben jullie dit? Oke, dan hebben we graad vier, vijf, en zes. Dat zijn oa. de eskimo's, chinezen ook nog enz en tot we uiteindelijk komen bij de laatste graad van stoffelijke lichamelijke evolutie op deze aarde en dat is nu het blanke lichaam. Dus hoe kan ik nu zeggen dat ik hoger ben dan mijn broeder/zuster die nu zwart is terwijl ik net hetzelfde heb beleefd want ik heb ook in ieder ander lichamelijke graad geleefd? Van het oerwoud naar het blanke ras en dan gaan wij allen over tot de geestelijke graden van leven. Het moet ergens beginnen en evolutie is een feit dus evolueren we allemaal steeds verder maar beleven wel allemaal alle stoffelijke graden.
Nu even nog Mike...
Reincarnatie vanuit de karmagedachte zie ik ook terug. Dit heeft geleid tot het hindoeistische kastenstelsel. Het is allemaal geestesziekte. Alleen mensen met ondervoede breinen vallen hiervoor en dat brein heeft verzadigd vet en cholesterol nodig!
Alles maar op voeding leggen. Gemakkelijk hé maar dit heeft er nu eens niets mee te maken. Reincarnatie heeft op de eerste plaats ook al niets te maken met karma en Gene Zijde heeft niets met het hindoeistische kastenstelsel want dat is hokjes denken! Blijkbaar heb jij teveel vet om helder over deze zaken te denken
Als jij denkt dat jij maar één leven hebt en na dit is het gedaan... nou dat is dan jouw geloof maar er zijn bewijzen zat van kinderen die op jonge leeftijd zaken herinneren uit vorige levens en waarna onderzoek wordt gedaan en wat blijkt... Er kloppen heel veel zaken van en ze hebben er geen verklaring voor buiten het ene en dat is reïncarnatie. Een voorbeeld hiervan is te vinden op
&safe=active en zo zijn er vele. Allemaal geesteszieken met te weinig vet zeker en cholesterol? Zo eenzijdig erover denken is ook gest**rd hoor als ik even terug mag wijzen.
Nu even aanreiken wat Zelanus (niet Jozef Rulof) zegt over Lichamelijke graden en zien we dat Mike totaal geen weet heeft waarover ie het heeft bij deze althans. Wil niet zeggen dat je wat weet over het een of ander dat je alles over alles al denkt te weten en erover denkt te moeten oordelen!
Vraag en antwoord van 51 17 JANUARI 1950
(Mevrouw in de zaal): ‘Ik wou vragen, verliest Jozef Rulof niet zijn
persoonlijkheid door zijn altijd passieve houding, door altijd passief te zijn
of te willen zijn, als medium?’
Z: Ik zal vanavond iets uitspelen, ik zal u vanavond iets laten beleven,
en dan krijgt u, aan het eind van deze avond krijgt u het antwoord.
Is dat goed?
(Mevrouw in de zaal): ‘Heel graag.’
Z:Mooi.
Wie van u?
(Meneer in de zaal): ‘Meester, als een ziel zich in de vierde graad van
het stofleven bevindt om zijn karma te beleven en er vindt een verbinding
plaats met een hogere graad, betekent dit dan ook stoffelijke afbraak?Want de vierde graad heeft al reeds de zevende graad beleefd.’
Z:U bedoelt, wanneer de mens, u als schepper, terugkeert naar een
vierde graad…
(Meneer in de zaal): ‘Ja,’
Z:Kennen deze mensen de vierde graad, dan wil dat zeggen, dat u zich
kunt verbinden met… vanuit de moeder uit het oerwoud tot het blan-
ke ras. Dat zijn de rassoorten op aarde, maar die hebben voor de ruim-
te de betekenis… Dit zijn graden voor het menselijke organisme,
nietwaar? Dat kunt u lezen en wordt u duidelijk gemaakt door de boe-
ken ‘Het Ontstaan van het Heelal’.
Nu kunt u zich verbinden met een Eskimo-moeder, een Chinese
moeder, een Japanse moeder. De Japanner en de Chinees hebben het
hoogste organisme, hoewel het Chinese en Japanse ras de zesde en de
zevende graad vertegenwoordigen. Begrijp goed wat ik bedoel: u hebt
in uw maatschappij waarin u leeft een volmaakt organisme, de aarde
heeft niet hoger. Komt hoger, komt hoger, dat lichaam, dat organisme
verfraait en verijlt; dat lichaam krijgt een normale hoogte. U kunt
geen, voor de ruimte, geen twee meter groot zijn, en een halve meter:
dat zijn stoornissen. Over vijfduizend, tienduizend jaar is het mense-
lijke organisme verfraaid, verruimd, verijld; dan ziet u schone wezens.
En wanneer u aanstonds daar nog even op doordenkt en… Daar kunt
u tien lezingen over geven. Bijvoorbeeld, ik wil u een beeld
geven: waarom zijn er adonissen op aarde? Waarom maar één, twee,
drie, tien van een volk? Waarom is elk mens niet zo? Wat wil dat zeggen?
Maar u kunt zich verbinden met een andere graad, en er ontstaat in
die en door die graad een openbaring, en dat is de geboorte van een
kind. Daar verliest u niets meer mee. Wat verliest u? U splitst op dit
ogenblik uw graad met die van de vierde. Komt er op dit ogenblik
afbraak, vernietiging… U leeft op dit ogenblik in duizenden proble-
men. Waar zijn de ziekten door ontstaan? Nietwaar? U kunt zich ver-
binden, er komt waarachtig leven omdat het nog altijd een menselijke
graad is, maar u splitst alleen uw stoffelijke weefsels, uw innerlijk leven
is niet aan te tasten.
U bedoelde de stof, nietwaar?
(Meneer in de zaal): ‘Ja.’
Z:U hebt dat trouwens gelezen in ‘Het Ontstaan van het Heelal’.
U geeft uzelf, er komt een kind – schepping gaat door, nietwaar,
schepping gaat door, evolutie is er – door u te verbinden met een
lagere, met de tweede, met de derde. U kunt zich verbinden met de
eerste graad, de zevende kan scheppen en baren met de eerste graad,
zeer zeker, en is het alleen de splitsing van de stof. Welke graad over-
heerst? Als u even doordenkt en u gaat naar Indië, u gaat naar die lan-
den, dan zult u zien dat de lagere graad de hogere overheerst, als
stelsels, bloed. Begrijpt u dit?
(Meneer in de zaal): ‘Ja, meester.’
Nog meer?
(Meneer in de zaal): ‘Ja, maar ik bedoelde eigenlijk dit met mijn
vraag: ik kan teruggaan naar de vierde graad om karma te beleven.’
Z:Ja.
(Meneer in de zaal): ‘Dan heb ik reeds de zevende graad gehad.’
Z
at moet u.
(Meneer in de zaal): ‘Anders kan dat niet’
Z:Waarom kan dat niet?
(Meneer in de zaal): ‘Nee, ik bedoel dit: wanneer ik terugga naar de
vierde graad om mijn karma te beleven, moet ik toch de zevende graad
gehad hebben?’
Z:Ja, dat is wat anders. Wanneer u uit het oerwoud… Dus u beleeft
in de eerste plaats uw leven voor de aarde. Begrijpt u dit?
De aarde is altijd nog de overheersende kracht voor de ruimte, die
u dwingt om vader en moeder te zijn, hierdoor, want u krijgt door die
levens, die graden te beleven, een nieuw organisme, een nieuwe tijd,
een verfraaing, een verruiming, of u bleef stilstaan. Duidelijk?
(Meneer in de zaal): ‘Ja.’
Z:Nu krijgt u en beleeft u een hogere bewustwording, door de licha-
men; die eisen onherroepelijk dat u dat afmaakt. U kunt met geen kar-
ma in harmonie komen, dat wil zeggen, u kunt uw karma niet
beleven… Wat zoudt ge denken van uzelf. U hoeft niet te geloven en
te aanvaarden dat u hier voor het eerst bent. U hebt honderden levens
achter de rug als vader en moeder. U komt vanuit het oerwoud naar…
het hoogste voor de aarde is het blanke ras. Of dacht ge waarlijk dat
de Schepping de ene mens zou bevoordelen, alles schenken? U in deze maat-
schappij, u hebt uw eten en uw drinken, u hebt alles, u hebt uw
gewaad, uw kleren, u hebt licht en leven; en daar leeft het kind van
God, ook een kind van God, in het oerwoud, is zwart, wordt getrapt,
geslagen en vernietigd. Is dat rechtvaardigheid? Kunt u dat aan-
vaarden?
(Meneer in de zaal): ‘Nee.’
Neemt u ook niet.
(Meneer in de zaal): ‘Nee.’
Dus die mensen moeten ergens naar toe, die komen door de zeven
lichamelijke graden voor organisch leven, vader- en moederschap,
komen die mensen naar het hoogste, dat bent u, is het blanke ras, en
het Oosten.
Verbeeldt u zich maar niets, verbeeldt u zich niet dat u als blank
mens het hoogste beleeft… Ga naar Brits-Indië, u ziet daar een
machtige persoonlijkheid, ook een normaal, natuurlijk, krachtig, sterk
bewust organisme, en daarin leeft de ziel. Het Indische leven, het
oosterse bewustzijn is u ver vóór. Want wanneer we spreken over een
yogi, een magiër, een fakir, een ingewijde, daar weet u niets van.
En dan moet u een tempel betreden, dan kunt u een studie volgen van
twintig, dertig jaar, en dan weet u nog niets. Alleen al om in te slapen,
om een beetje te genezen, om te zeggen: ik laat u stilstaan. Ik kan dit,
ik kan dat. Kunsten van kracht, bezieling.
Maar om nu de wetten te leren kennen…
Waarom bent u moeder? Waarom bent u vader? Waar gaat u naar
toe? Waar komt u vandaan? Zegt het u niets? Dat wordt de geestelij-
ke wetenschap voor de maatschappij. Dat is de metafysische leer.
En die moet u beleven. Die graden houden u vast totdat u het blanke
ras hebt betreden, hebt bereikt en dan begint u – door die honderden
levens, voelt u, die miljoenen levens, daar als moeder en daar als vader,
u hebt daar het ene leven bedrogen, bezoedeld, mismaakt; hoeveel moorden hebt u op uw geweten wanneer u het blan-
ke ras hebt bereikt? – dan beginnen wij aan goed te maken, die
wetten die wij mismaakt hebben goed te zetten; en daarvoor zijn nu
weer honderden levens nodig. Want u moet in het reine komen met
de aarde, u moet in harmonie komen met de ruimte. Door uw
lichaam brengt u harmonie voor ziel, geest en astrale wereld.
Kunt u dit aanvaarden?
(Meneer in de zaal): ‘Jawel.’
Heel duidelijk, want er is niets anders.
Nog meer?
(Meneer in de zaal): ‘Ja, ik mocht dat even horen, u zegt daar dat,
de Japanner en de Chinees hebben het fraaiste organisme.’
Z:Het fraaiste? Wie zegt, hebt u mij over ‘fraai’ horen spreken?
Die vertegenwoordigen het hoogste ras. U moet niet naar die oog-
jes kijken; u kijkt naar het organisme, dat is de zevende graad. U hebt
oosterse graden, u hebt westerse graden, u hebt ze in Zuid, Noord,
Oost en West. En dat lichaam heeft, of u nu daar leeft of u komt daar-
vandaan of hiervandaan, u hebt het hoogste organisme, de zevende
graad voor organisch leven: u hebt u vrij- en losgemaakt van het oer-
woud. Of wilt u zich weer gaan vergelijken met die kinderen die daar
nog onder de grond leven, die wilde stammen? Moet ik het uitbeel-
den? Hoeft niet, hoeft niet.
Maar, voelt u, is dit geen verschil dan wat u hebt? Dit is een tem-
pel. En dat is de eerste graad voor organisch leven, organisch bewust-
zijn; dat noemen wij, is voor de ruimte, de dierlijke graden. Vergelijk
dit dierlijke niet met een dier – een kat en uw hond en uw tijger, dat
zijn ook dierlijke graden – maar dat is eigenlijk het onbewuste
lichaam dat de straling, de uitdijing, het bewustzijn voor alle stelsels
nog niet heeft bereikt. Is het niet eenvoudig?
En nu ligt heel de aarde, de ruimte ligt voor u open. Voor de schepping is er
immers geen onrechtvaardigheid.
Interesseert u wie u zelf bent, wat u voelt, wat u bezit? Gaan we niet
eindelijk eens afvragen: wie was die Christus? Wat is liefde? Wat is
rechtvaardigheid? Wat is maatschappij? Waarom bouwen wij een
maatschappij?
Vroeger leefden wij, voor zoveel eeuwen terug leefden we allemaal
in het oerwoud, er waren geen steden, uw bioscoop had u niet, geen
kunst, geen Rembrandt, geen Van Dijck, geen Titiaan, geen Mozart,
geen Bach, geen Beethoven, niets, niets, niets; even maar terug, even
terug…
(Meneer in de zaal): ‘Dat hadden de Chinezen toch ook niet?’
(Tot iemand in de zaal): Wacht u even, ik kom aanstonds bij u.
…toen leefden wij in het oerwoud, de maatschappij moest nog
beginnen. En nu leven wij reeds in de maatschappij, in zoveel eeuwen.
(Tot iemand in de zaal): Wat had u?
(Meneer in de zaal): ‘Maar dat hadden de Chinezen toch ook niet,
die hadden toch ook een bioscoop, en die worden toch ook vernietigd?’
Wij hebben het vanavond niet over vernietigen.
(Meneer in de zaal): ‘Ook.’
Nog niet.
(Meneer in de zaal): ‘Daar hebt u het ook over gehad. U hebt het
ook gehad: de mensen in het oerwoud worden vernietigd, worden
kapotgemaakt, worden vernietigd, die worden ook vertrapt…’
Ik heb het alleen over de…
(Meneer in de zaal zegt iets.)
Ik heb het natuurlijk alleen… Ik bedoel dit, er zijn, wanneer u
spreekt over vernietigen, dan hebben we verschillende graden en
wegen en mogelijkheden om vernietigd te worden. Die mensen die
hebben dat alleen maar door het wilde dier of wat dan ook. Voelt u
wel? Gaat u terug naar het prehistorische tijdperk….
(Meneer in de zaal): ‘…worden door het dier, door het water, door
alles vernietigd.’
Z:Mijn lieve vriend, de hele wereld lijdt onder afbraak, vernietiging en
ellende.
(Meneer in de zaal): ‘Maar u hebt het over de zevende graad.
Z:Wij maken hier alles mee, wij hebben alles toch al, ons eten, ons drin-
ken, dat hebben de Chinezen ook niet, zij zijn ook de zevende graad.’
Dat is weer anders, daar hebben wij het niet over nog. Voelt u wel?
Stelt u mij aanstonds die vragen: waarom heeft het volk dat, en het
volk dit, en het volk dat? Houdt u zich vast, stemt u zich af op dat
organisme. Ga nu niet vragen: waarom heeft de een meer dan de
ander? Wat is dat? Dan komen wij tot…
(Meneer in de zaal): ‘Wanneer we de lagere graad hebben, die
worden toch hard vernietigd, worden toch hard geslagen…’
U toch ook hier.
(Meneer in de zaal): ‘Ja. Maar goed, nee, u hebt het daar over de
lagere… En de hoogste graad leeft genoeglijk, leeft goed. De Chinezen
hebben ook de hoogste graad, die leven ook niet goed.’
Z:Ja, kijk, mijn vriend, wij hebben… Moet u goed begrijpen, moet u
luisteren waar we over spreken. We hebben het over de lichamelijke
graden. Dát is, waar u over spreekt, stel me die vraag, dat gaat over
goed en kwaad.
(Meneer in de zaal): ‘Nee.’
Z:Jawel, dat gaat over goed en kwaad. U trekt die wereld eromheen,
bij dat organisme. Houd u vast aan die vraag daar, die gaat door.
Wanneer we die vraag afmaken, komen wij tot uw vraag. En dat is een
heel andere wereld. Dat is een nieuwe wereld. Dat is oorzaak en
gevolg, dat zijn karmische wetten, dat is dat kind, daar en daar en
daar, wordt vernietigd, door wat? Moet u zeggen: waarom wordt dat
kind daar vernietigd? Waarom heeft dat kind niet te eten, die mens?
(Meneer in de zaal): ‘Ja, in de aanvang zegt u: de mensen die in de
eerste graad leven worden vernietigd. Er wordt toch getrapt… worden
geslagen, wonen in het oerwoud…’
Z:Juist.
Wordt de tweede dan niet…
(Meneer in de zaal): ‘…wonen ook in het oerwoud.’
Wordt de tweede dan niet, de derde dan niet, de vierde dan niet…
Wat hebt u…?
(Meneer in de zaal): ‘Ja, maar u zegt: “De zevende graad leeft beter,
leeft makkelijker.” Dat zijn wij, de blanken’
Z:U hebt meer comfort.
(Meneer in de zaal): ‘Comfort.’
Z
at is alles. (zie je nou Mike dat je er totaal langs zit of blijf je je nog vastbijten? Moet jij weten)
(Meneer in de zaal): ‘Nou ja, goed, maar daartegenover staat dat de
Chinezen dat niet hebben.’
Zullen ze zich nog eigen moeten maken. Maar wat is dat? Wat is dat
nu? Wat zegt de maatschappij? Bent u tijdens de oorlog dan niet gesla-
gen? U kunt niet erger geslagen worden, u hebt in die jaren alles
beleefd.
Wij hebben het niet over slaan, we hebben het over de graden van
het organisme. Voelt u wel? Krijg ik daar gelijk in?
(Meneer in de zaal): ‘Ja, dan snap ik waarschijnlijk iets niet.’
(gelach)
Als u het meent, aanvaard ik het, anders is het geen…
(Meneer in de zaal): ‘ Meneer, dan zou ik het u niet zeggen.’
Dank u. Dan zou ik u zeggen: leest u nu eens die boeken ‘Het
Ontstaan van het Heelal’, het zijn drie delen. Doe het, doe het.
U kunt ze… We hebben ze nu niet, ze zijn uitverkocht. U kunt ze
daar krijgen in de bibliotheek, toebedeeld, kom dan terug. U kunt me
krijgen voor die vraag die u stelt, maar dan komen we tot heel andere
problemen. En zult u zien, we houden het vast, die ene toestand, die
mens met zijn graden, die vraag vandaag, moet ik vasthouden. Er zijn
duizenden wegen, duizenden, één is er maar, die ene, dat is dat
lichaam. Daarom zeg ik: wij gaan vanuit het oerwoud, uit het pre-
historische tijdperk, naar hoger, dat is nu deze tijd, het blanke ras.
Ik verwijs u ook naar het Oosten, verbeeldt u zich maar niets.
Oosterling, kleurling: machtig, machtig.
(Tot de zaal): ‘Nog meer?
(Mevrouw in de zaal): ‘Mag ik even wat vragen?’
Jazeker.
(Mevrouw in de zaal): ‘Hoe komt het dan, als het blanke ras het hoog-
ste ras is, dat er nog zoveel mensen zijn die beestig zijn, een beestige afstemming hebben?’
Z:Mijn lieve kind, u hebt ook de geestelijke graad nog niet bereikt.
Er gaat toch voor u niets boven Christus? Er is geen Boeddha, geen
Mohammed, de profeten niet; Christus is ons licht, nietwaar? Dat is
de kosmisch, de goddelijk Bewuste. Handel ernaar en u bent er.
Wat doet de maatschappij, wat doen miljoenen mensen? Ze zijn nog niet zover.
(Mevrouw in de zaal): ‘Maar toch hebben ze het blanke lichaam.’
Z:Tja, maar u hebt… in dat blanke lichaam leeft de dierlijke graad
voor voelen en denken, dat… Ze knallen u zo neer, nietwaar? Ze heb-
ben geen ontzag voor uw blanke ras, voor uw mens-zijn. Er leeft goed
en kwaad in uw maatschappij op de aarde, en die is bewust. Maar,
weet u, die vraag ligt dicht in uw omgeving. Is het niet zo?
Dus het komt erop neer dat wij allemaal broeders en zusters zijn geboren uit één en dezelfde Bron van Leven. Nou, wat is hier nu in hemelsnaam racistisch aan? In de Kern zijn we allemaal krek het eigenste en ieder zit in zijn/haar eigen graad van evolutie met bijhhorend lichamelijk kleurtje en als ik nu vrij mag kiezen leef ik veel liever natuurlijk in een zwart jasje met eenvoudige zaken om te doen dan hier in het arme westen, want hier zijn we van de natuur af en zo bewust zijn we nog niet hier.